Inhoudsopgave
Advertenties
7 BANDSCOPE
KLEURTYPE VAN WATERVAL
U kunt het bereik van kleurwijziging dat overeenkomt met de
signaalsterkte in de watervalweergave wisselen.
Wanneer de signaalsterkte het zwakst is, wordt blauw
weergegeven voor Type 1 en wordt zwart weergegeven voor
Type 2. (De kleurverandering in de volgorde van sterk signaal is
van wit naar rood naar geel naar groen naar blauw voor Type 1
en van wit naar rood naar geel naar groen naar blauw naar zwart
voor Type 2.)
1 Selecteer Group No. 8, "Bandscope" van het Menu scherm.
2 Open Menu 35, "Waterfall Color Type".
3 Druk op [SELECT] (F4) om het parametervenster te kunnen
bewerken.
4 Druk op [-] (F4) of [+] (F5) en selecteer "Type 1" of "Type 2"
in het parametervenster.
De standaardinstelling is "Type 1".
5 Druk op [
] (F1).
6 Druk op [MENU] om af te sluiten.
AANPASSEN VAN HET REFERENTIENIVEAU
Als het doelsignaal niet gemakkelijk te onderscheiden is van de
ruis in een omgeving met veel ruis, of als u een zwak signaal
waarneemt in een ruisarme omgeving, kan het referentieniveau
voor de bandscope worden aangepast zodat u het doelsignaal
beter kunt onderscheiden.
1 Druk op [REF.LEV] (F5) om de huidige waarde van het
referentieniveau in het midden van het Bandscope-scherm
weer te geven.
2 Let op de spectra van de bandscopegolfvorm en -waterval op
het Bandscope-scherm, draai aan de MULTI/CH-instelling
om het referentieniveau aan te passen in het bereik van -20
dB tot +10 dB.
Als het doelsignaal niet gemakkelijk te onderscheiden is van de
ruis in een omgeving met veel ruis, of als u een zwak signaal
waarneemt in een ruisarme omgeving, kan het referentieniveau voor
de bandscope worden aangepast zodat u het doelsignaal beter kunt
onderscheiden.
3 Druk op [REF.LEV] (F5) om de aanpassing voor het
referentieniveau te beëindigen.
Opmerking:
◆ Als het doelsignaal niet herkend kan worden door een te hoog
ingangssignaal, zelfs na het aanpassen van het referentieniveau, dan kan
het dempingsniveau van de bandscope veranderd worden.
◆ De aanpassingswaarde van het referentieniveau wordt opgeslagen voor elke
amateurband.
7-2
CONFIGUREREN VAN DE VALSNELHEID VAN DE
WATERVALDISPLAY
De valsnelheid van de watervaldisplay terwijl de waterval wordt
weergegeven, kan worden geconfigureerd.
1 Druk op [SPEED] (F4) om de watervalsnelheid te selecteren.
• Elke keer als u op [SPEED] (F4) drukt, doorloopt de valsnelheid
voor vier markeringen (hele bereik) "Speed 1" (60 seconden) >
"Speed 2" (20 seconden) > "Speed 3" (8 seconden) > "Speed 1".
De standaardinstelling is "Speed 3".
• Als [SPEED] (F4) niet beschikbaar is bij de toetsaanduiding, druk
op [MORE] (F1).
• Bij elke lange druk op [SPEED] (F4) worden de instellingen voor
de valsnelheid in de omgekeerde volgorde doorlopen.
DE DISPLAY WIJZIGEN VAN DE BANDSCOPE
(HOOFDBAND EN SUBBAND)
Het weer te geven signaal in de bandscope kan worden gekozen
uit het hoofdbandsignaal of subbandsignaal.
Volg de onderstaande procedure wanneer de bandscope
verschijnt.
1 Druk op [M/S] (F2) om te schakelen tussen de hoofdband en
de subband.
• Telkens als u op [M/S] (F2) drukt, schakelt de selectie tussen
[MAIN] en [SUB]. Elke keer dat de selectie wordt geschakeld,
zal de weergegeven markering, de ondergrensfrequentie
weergegeven in de linkerbovenhoek van het raster, en de
bovengrensfrequentie weergegeven aan de rechterbovenkant van
het raster, veranderen.
• Als [M/S] (F2) niet beschikbaar is bij de toetsaanduiding, druk op
[MORE] (F1).
{pagina 7-9}
Index
Inhoud
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
Probleemoplossen
