6 INTERFERENTIE AFWIJZEN
De piekversterking configureren
Om het doel CW-signaal verder te verbeteren, verhoogt u het
versterkingsniveau.
1 Selecteer de CW-modus.
2 Houd F [APF] ingedrukt om het audio-
piekfilterscherm (APF) weer te geven.
3 Druk op F6 [GAIN +] of F7 [GAIN -] om het
versterkingsniveau aan te passen.
Instellingswaarde
0dB (standaard) tot +6dB
4 Houd F [APF] ingedrukt of druk op [ESC] om het
proces te beëindigen.
Audiopiekfilter in de FSK-modus
Bij het ontvangen van signalen in de FSK modus, waardoor zowel
de markering als de ruimtefrequenties een piekhulp hebben om
het voorkomen van onleesbare tekens te verminderen, waardoor
de decodeerbaarheid wordt verbeterd. Deze audiopiekfilter is
geschikt voor de hoge toon (markeringsfrequentie van 2.125 Hz)
en ook als de lage toon (markeringsfrequentie van 1.275 Hz).
1 Selecteer FSK modus.
2 Druk op F [APF].
• Het elke keer indrukken van F [APF] wisselt het
audiopiekfilter van de geselecteerde band tussen AAN en
UIT.
• Als het audiopiekfilter op AAN staat, zal "ON" op de
toetsaanduiding worden weergegeven. "OFF" wordt
weergegeven wanneer het audiopiekfilter is uitgeschakeld.
Als de verschuivingsbreedte in RTTY groter is dan 170
●
Hz, kan het audiopiekfilter voor de geselecteerde band
niet ingeschakeld worden naar AAN.
Intern gedemoduleerde signalen worden niet verwerkt
●
voor het audiofilter in de FSK modus.
De doorlaatband kan niet worden verschoven voor de
●
audiopiekfilter met de FSK modus.
6-6
Ruisafsluiter
De ruisblanker wordt gebruikt om pulsruis te verminderen. Deze
zendontvanger is uitgerust met twee typen ruisblankers: NB1 met
die analoge signaalverwerking gebruikt en NB2 die DSP (digitale
signaalverwerking) op het IF-niveau uitvoert. Verder zijn er twee
typen NB2 met verschillende werkingsprincipes beschikbaar voor
selectie. NB1 en NB2 kunnen worden geselecteerd voor gebruik
afhankelijk van de ruiscondities. Ze kunnen ook tegelijkertijd
worden gebruikt.
De ruisblanker kan niet worden gebruikt in de FM-
●
modus.
Ruisafsluiter 1/2 in-/uitschakelen
Druk op [NB1] of [NB2].
Het indrukken van [NB1] of [NB2] wisselt elke keer ruisblanker
1 en ruisblanker 2 respectievelijk tussen AAN en UIT.
• Als ruiblanker 1 of 2 actief is, wordt <<
>> weergegeven op het scherm.
• Wanneer zowel ruisblanker 1 en 2 AAN zijn, wordt <<
>> weergegeven op het scherm.
Instellen van het NB1-niveau
1 Houdt [NB1] ingedrukt om het configuratiescherm
van ruisblanker 1 te weergeven.
2 Druk op F4 [–] of F5 [+], of druk op de [MULTI/CH]
regelaar om het niveau te wijzigen.
Instellingswaarde
1 tot 10 (standaard) tot 20 (1 stap)
• Het configureren naar een hogere waarde vermindert de ruis
verder.
Als u het ruisblanker niveau op een hogere waarde
●
instelt, kan de zendontvanger defect raken en de RX-
audio vervormen, afhankelijk van de staat van het RX-
signaal of het storende signaal.
3 Houd [NB1] ingedrukt of druk op [ESC] om het
proces te beëindigen.
>> of <<