5 COMMUNICATIEHULPMIDDELEN
Morsecode coderen/decoderen
Hieronder volgen de stappen voor het decoderen van de RX-
signalen van CW en deze weer te geven als tekenreeksen op het
scherm. Details van de verzonden CW-signalen worden ook
weergegeven als tekenreeksen.
Het CW-communicatiescherm weergeven
1 Stel in op de CW-modus.
2 Druk op F3 [DECODE] om het CW-
communicatiescherm weer te geven.
• Als F3 [DECODE] niet wordt weergegeven in de
toetsgeleider, druk dan op [ESC] om het configuratiescherm
en bandscope af te sluiten.
Bezig met decoderen (decodeert en geeft het
ontvangen signaal weer)
Bezig met codering (analyseert en geeft de
verzendcode weer)
TX/RX-details
Indicatorweergaven
Tekenreeksbuffer
Indicatorweergaven
Geeft de status van de functie aan.
TX/RX-details
Geeft de tekenreeksen weer die worden verzonden of ontvangen.
Tekenreeksbuffer
Geeft de tekenreeksen om te verzenden weer.
CW-berichtenlijst
Geeft de vaste frases weer die zijn geregistreerd in het CW-
berichtgeheugen. Het aantal kanalen dat wordt weergegeven
varieert afhankelijk van de grootte van het weergavescherm.
(Standaard: 4CH; Uitgebreid: 8CH)
Drempelniveau
Geeft de aanpassingswaarde van het decodeerdrempelniveau
weer.
5-10
Het CW-communicatiescherm bedienen
F2 [CH 1]/F2 [CH 5]
F3 [CH 2]/F3 [CH 6]
F4 [CH 3]/F4 [CH 7]
F5 [CH 4]/F5 [CH 8]
CW-berichtenlijst
Indicatorweergaven
Drempelniveau
Toets
F1 [MORE]
Schakelt de toetsgeleider.
Wist de tekens van de tekenreeksbuffer één voor
F2 [
]
éen. Door de toets ingedrukt te houden worden de
tekens continu gewist.
Wist de tekenreeksen in het tekenreeksbuffergebied.
Door de toets ingedrukt te houden wordt de
F3 [CLEAR]
informatie in het weergavegebied van de TX/RX-
details gelijktijdig gewist.
Start het coderen van de tekenreeksen in de
F4 [START]
tekenreeksbuffer.
F4 [STOP]
Stopt codering en keert terug naar de decoderingstatus.
F5 [DEC.FIL]
Schakelt de decoderingsfilter.
Schakelt over naar de configuratiemodus voor het
F6 [THLD]
drempelniveau.
Vergroot de grootte van het CW-communicatiescherm.
F7 [EXTEND]
Als u opnieuw op de knop drukt, keert u terug naar het
scherm met de standaardmaat.
Kopieert de tekenreeksen die zijn geregistreerd in
CH 1/CH 5 van het CW-berichtgeheugen naar de
tekenreeksbuffer.
Kopieert de tekenreeksen die zijn geregistreerd in
CH 2/CH 6 van het CW-berichtgeheugen naar de
tekenreeksbuffer.
Kopieert de tekenreeksen die zijn geregistreerd in
CH 3/CH 7 van het CW-berichtgeheugen naar de
tekenreeksbuffer.
Kopieert de tekenreeksen die zijn geregistreerd in
CH 4/CH 8 van het CW-berichtgeheugen naar de
tekenreeksbuffer.
Vervangt F2 [CH 1] tot F5 [CH 4] door F2 [CH 5]
F7 [NEXT]
tot F5 [CH 8].
Schakelt de communicatielogfunctie AAN/UIT.
Door deze toets ingedrukt te houden, wordt het
F2 [LOG]
scherm voor het selecteren van een bestand dat is
opgeslagen in het logboek.
Pauzeert de update van de TX/RX-
F3 [PAUSE]
gegevensweergave. Door nogmaals op de toets te
drukken wordt de update hervat.
F4 [QUICK]
Schakelt de snelle modus AAN/UIT.
F5 [DEC.OFF]
Stopt het decoderen.
F5 [DEC.ON]
Hervat de decoderingsfunctie.
F6 [CW.MSG]
Schakelt over naar het CW-berichtenscherm.
F6 [CW.DEC]
Schakelt over naar het CW-communicatiescherm.
Display
Verschijnt wanneer de logfunctie is ingeschakeld.
Verschijnt wanneer de logfunctie is ingeschakeld
en in de standby-modus verkeert.
Verschijnt wanneer de signaaldecodering aan de
gang is.
Verschijnt bij het coderen van de tekenreeksen in
de TX-tekenreeksbuffer.
Verschijnt wanneer de decodeerfunctie is gestopt
of uitgeschakeld.
Verschijnt wanneer het CW-bericht is
geconfigureerd volgens de herhalingsinstelling.
Verschijnt tijdens het herhaalinterval van het CW-
bericht.
Wordt weergegeven wanneer de snelle modus is
ingeschakeld.
Verschijnt in de invoermodus.
Verschijnt wanneer het een oplopend
triggerbericht is van het contestnummer.
Gedrag
Gedrag