5 COMMUNICATIEHULPMIDDELEN
Een tijdstempel weergeven
Een tijdstempel wordt ingevoegd wanneer er een verandering in
de status coderen of decoderen plaatsvindt.
Een type tijdstempel selecteren
Het is mogelijk om te selecteren om alleen de tijdstempel weer te
geven, of zowel de tijdstempel als de frequentie.
Configureren in Menu [2-15] "CW/RTTY/PSK Time
Stamp"
Off/Time Stamp/Time Stamp+Frequency
Instellingswaarde
(standaard)
Off: Geeft geen tijdstempel weer.
Time Stamp: Geeft alleen de tijdstempel weer.
Time Stamp+Frequency: Geeft zowel de tijdstempel als de
frequentie weer.
Een kloktype selecteren
Configureer de klok voor het weergeven van de tijdstempel naar
een "Local Clock" of "Secondary Clock".
Configureren in Menu [2-16] "Clock (CW/RTTY/PSK
Time Stamp)"
Instellingswaarde
Local Clock (standaard)/Secondary Clock
• Wanneer codering of decodering start, worden een
regeleinde en tijdstempel ingevoegd voordat de
gecodeerde of gedecodeerde tekenreeks wordt
weergegeven.
Het communicatielogbestand bewerken
1 Houd in het CW-communicatiescherm F2 [LOG]
ingedrukt. Houd in de communicatieschermen
RTTY en PSK F4 [LOG] ingedrukt.
Het scherm voor het selecteren van een logbestand verschijnt.
2 Druk op F2 [
]/F3 [
selecteren.
• Door F4 [VIEW] in te drukken, wordt de loginformatie van
het geselecteerde bestand weergegeven.
• Om gegevens uit het interne geheugen te lezen, drukt u op
F7 [INT.MEM].
• Om gegevens van de USB-flashdrive te lezen, drukt u op
F7 [USB.MEM]. (Als er geen USB flashdrive is aangesloten,
verschijnt er een bericht waarin u wordt gevraagd of u de
USB-flashdrive gereed kan te maken.)
• Door op F5 [NAME] te drukken kunt u de bestandsnaam
wijzigen.
• Door op F6 [DELETE] te drukken wordt er een bericht
weergegeven om het verwijderen van het bestand te
bevestigen. Als u op F4 [OK] drukt, wordt het bestand
verwijderd.
5-28
] om een bestand te
Gebruik in FM-modus
Het gebruik van de FM-modus maakt spraakcommunicatie van
hoge kwaliteit mogelijk, evenals communicatie die ruisbestendig
is. Communicatie in de FM-modus wordt ook ondersteund op de
29 MHz, 50 MHz en 70 MHz (E-type) banden. Om te
communiceren met een station op afstand waarvoor geen directe
communicatie tot stand kan worden gebracht, doet u dit via een
repeater.
Microfoonversterking aanpassen tijdens gebruik in
FM-modus
1 Stel de frequentie af.
2 Druk op [FM/AM/FM-N] om FM-modus te selecteren.
3 Druk op [MENU].
4 Druk op F [ADV.] om het menuscherm Geavanceerd
weer te geven.
• Als F [ADV.] niet wordt weergegeven, druk dan op F
[MORE] om het weer te geven F [ADV.].
5 Selecteer het Geavanceerde Menu [10]
"Microphone Gain (FM Mode)".
6 Druk op [SEND] of houd [PTT] op de microfoon
ingedrukt.
Deze zendontvanger wordt in de TX-modus geplaatst en een
niveaumeter wordt weergegeven.
7 Spreek op normale toon en op normaal volume in
de microfoon.
8 Druk op F4 [–]/F5 [+] of draai aan de [MULTI/CH]-
knop om de microfoon nogmaals af te stellen.
Instellingswaarde
0 tot 50 (standaard) tot 100 (1 stap)
• Pas het versterkingsniveau van de microfoon aan zodat de
piekwaarde van de niveaumeter binnen de zone valt.
9 Druk op [SEND] of laat [PTT] op de microfoon los.
Als u dit doet, plaatst u deze zendontvanger in de RX-modus.
10 Druk op F1 [
].
Als u een microfoon met een lage gevoeligheid, zoals de
●
MC-90, gebruikt, past u de versterking van de microfoon
naar een hoger niveau aan.
Wanneer een microfoon met een lage gevoeligheid
●
wordt gebruikt, kan de modulatiefactor stabiliseren door
de spraakprocessor op AAN te zetten.