1 INSTALLATIE EN AANSLUITING
Installatie
Til deze zendontvanger niet op via de Afstem-regeling
●
of andere bedieningsknoppen op het voorpaneel of de
aansluitingen op het achterpaneel. Doet u dit wel, dan
kan dit leiden tot verwondingen of schade aan de
bedieningsknoppen.
Installatie en aansluiting van antenne
Het antennesysteem bestaat uit een antenne, coaxiale kabels en
een geaard stopcontact. Het voorzichtig en correct installeren van
het antennesysteem helpt bij het optimaliseren van de prestaties
van de zendontvanger.
• Maak gebruik van een correct afgestelde 50 Ω antenne, 50 Ω
coaxiale kabels en geschikte aansluitingen. Zorg ervoor dat alle
aansluitingen goed schoon zijn en vrij van vuil voordat u ze
bevestigt.
• Pas de impedantie van de coaxkabel en antenne zodanig aan
dat de SWR 1:1,5 of lager is.
• Een hoge SWR kan het TX-uitgangsvermogen verlagen,
waardoor radio-interferentie met elektrische apparaten zoals
radio en tv en falen van deze zendontvanger wordt veroorzaakt.
• Als er rapporten over signaalvervorming worden ontvangen,
betekent dit dat de zendontvanger mogelijk niet efficiënt
verzendt.
Verzenden zonder de antenne aan te sluiten, kan deze
●
zendontvanger beschadigen. Sluit vóór verzending een
antenne of een 50 Ω dummy-belasting aan op deze
transceiver.
Het beveiligingscircuit van deze zendontvanget wordt
●
geactiveerd als de SWR van de antenne groter is dan
1,5. Gebruik een antenne met een lage SWR.
Wanneer een RX-antenne die gebruik maakt van
●
halfgeleiders (zoals een actieve antenne) is
aangesloten, mag de verzending of antenne-
afstemming niet worden uitgevoerd. Hierdoor wordt de
antenne van stroom voorzien en kan de
halfgeleiderschakeling van de antenne beschadigd
raken.
Aansluiting van de aarde
Sluit op de juiste manier op het geaarde stopcontact aan om
risico's, zoals een elektrische schok, te voorkomen.
Plaats eerst één of meerdere grondrails of een grote koperen plaat
in de grond en verbind ze met de GND-aansluiting van deze
zendontvanger. Gebruik een dikke geleidende draad of een
afgeknipte koperen band die zo kort mogelijk is voor deze
aansluiting.
Gasleidingen, leidingbuizen voor stroomverdeling,
●
kunststof waterleidingen en dergelijke mogen niet
worden gebruikt voor aarding. Niet alleen zijn ze niet
effectief voor aarding, ze kunnen ook leiden tot
ongelukken of brand.
Gelijkstroomsnoer
Achterkant van deze zendontvanger
INSTALLATIE EN AANSLUITING 1
Installatie van bliksemafleiders
• Om brand, elektrische schokken, storingen en letsel als gevolg
van blikseminslag te voorkomen, installeert u een coaxiale
bliksemafleider.
• Naast het installeren van een coaxiale bliksemafleider, koppelt
u de kabel van de antenne los van deze zendontvanger als
bliksem wordt verwacht.
Aansluiting van gereguleerde gelijkstroomvoeding
Zorg ervoor dat u de stroom uitschakelt van de
●
gereguleerde gelijkstroomvoeding voordat u het
gelijkstroomsnoer aansluit.
Steek de stekker van de gereguleerde
●
gelijkstroomvoeding in het stopcontact totdat alle
aansluitingen zijn voltooid.
Een DC 13,8 V een gereguleerde gelijkstroomvoeding is nodig
voor het gebruik van deze zendontvanger. Het kan niet
rechtstreeks worden aangesloten op een stopcontact. Gebruik het
meegeleverde gelijkstroomsnoer om deze zendontvanger aan te
sluiten op de gereguleerde gelijkstroomvoeding.
• De stroomcapaciteit die nodig is voor de gereguleerde
gelijkstroomvoeding is 22,5 A en hoger. Gebruik er een met
voldoende stroomcapaciteit.
1 Sluit he gelijkstroomsnoer aan op de gereguleerde
gelijkstroomvoeding.
Sluit de rode draad aan op de "+"-aansluiting en de zwarte
draad op de "-"-aansluiting.
2 Sluit vervolgens het gelijkstroomsnoer aan op de
DC 13,8 V DC stroomaansluiting van deze
zendontvanger.
Steek de kabel volledig in de stroomaansluiting.
De extra ondersteuning gebruiken
Een hulpsteun wordt opgeslagen in de voorste poot van deze
zendontvanger. Trek hem naar u toe als u wilt dat het paneel
enigszins omhoog wordt gericht.
Zwart (–)
Gereguleerde gelijkstroomvoeding
Zekering
Rood (+)
1-1