Vooringestelde passbandkarakteristieken
De vaak gebruikte filterinstellingen (hoge kantel, lage kantel en
WIDTH/SHIFT) kunnen vooraf worden ingesteld op basis van de
stijl waarin deze zendontvanger wordt gebruikt.
1 Houd [IF FIL] ingedrukt om de RX-filterscherm weer
te geven.
2 Druk op [IF FIL] of F2 [FILTER] om een RX-filter te
selecteren.
3 Druk op F6 [FIL SET].
De huidige filterinstellingen (hoge kantel, lage kantel en
WIDTH/SHIFT) zijn opgeslagen als de vooraf ingestelde
waarden.
• Wanneer de vooraf ingestelde waarden worden toegepast,
worden de waarden voor ongeveer 0,5 seconden op het
display gemarkeerd.
• Het indrukken van F7 [FIL CLR] herstelt de veranderde
doorlaatbandbreedte door de [HI/SHIFT] en [LO/WIDTH]
regelaars te gebruiken naar de vooraf ingestelde waarde.
4 Houd F [IF FIL] ingedrukt of druk op [ESC] om het
proces te beëindigen.
Audiopiekfilter in de CW-modus
Tijdens ontvangst in de CW modus, als de verstaanbaarheid van
het signaal verslechtert als gevolg van ruis of andere redenen,
waardoor het RX-signaal door de bandbreedte kan gaan met de
toonfrequentie, aangezien de middenfrequentie helpt om de
verstaanbaarheid van het RX-signaal te verbeteren.
Audiopiekfilter in-/uitschakelen
1 Selecteer de CW-modus.
2 Druk op F [APF].
• Het elke keer indrukken van F [APF] wisselt het
audiopiekfilter van de geselecteerde band tussen AAN en
UIT.
• Als het audiopiekfilter op AAN staat, zal "ON" op de
toetsaanduiding worden weergegeven. "OFF" wordt
weergegeven wanneer het audiopiekfilter is uitgeschakeld.
INTERFERENTIE AFWIJZEN 6
De passbandkarakteristieken schakelen
Er zijn 3 types frequentiedoorlaatbanden beschikbaar voor de
selectie voor het audiopiekfilter.
1 Selecteer de CW-modus.
2 Houd F [APF] ingedrukt om het audio-
piekfilterscherm (APF) weer te geven.
3 Druk op F2 [
]/F3 [
doorlaatbandbreedte te selecteren.
Wide (320Hz)/Medium (160Hz)
Instellingswaarde
(standaard)/Narrow (80Hz)
4 Houd F [APF] ingedrukt of druk op [ESC] om het
proces te beëindigen.
De passbandbreedte verschuiven
Het verschuiven van de doorlaatbandbreedte van het
audiopiekfilter helpt interferentie te voorkomen met frequenties in
de buurt.
1 Selecteer de CW-modus.
2 Houd F [APF] ingedrukt om het audio-
piekfilterscherm (APF) weer te geven.
3 Druk op F2 [
]/ F3 [
pasband waarnaar moet overgeschakeld worden te
selecteren.
4 Druk op F4 [
SCHUIF] of F5 [SCHUIF
de [MULTI/CH] regelaar om de
doorlaatbandbreedte te verschuiven.
-200 tot 0 (standaard) tot +200 [Hz] (5-
Instellingswaarde
stappen)
• De hoeveelheid verschuiving voor de doorlaatbandbreedte
is ±200 met de toonhoogtefrequentie als de
middenfrequentie.
• De geselecteerde doorlaatbandbreedte voor het
audiopiekfilter verschuift van de toonhoogtefrequentie naar
een hogere of lagere bandbreedte.
5 Houd F [APF] ingedrukt of druk op [ESC] om het
proces te beëindigen.
] om de
] om de breedte van de
], of draai
6-5