2 NAMEN EN FUNCTIES VAN ONDERDELEN
Gebied
Display
Configuratiescherm
Bandscope
2-12
Toont de modus die op dat moment in werking is.
"-D" wordt weergegeven in de gegevensmodus. "-R" wordt getoond in de omgekeerde modus.
Verschijnt tijdens ontvangst in de TX-band.
Verschijnt tijdens verzending in de TX-band.
Verschijnt bij het configureren van de frequentie van de VFO-modus of de automatische
modus.
Geeft de invoerhistorie weer wanneer de frequentie-invoermodus wordt opgestart in de VFO-
modus.
Verschijnt bij het verzenden of ontvangen van bedieningsinformatie die wordt opgeroepen
vanuit het geheugenkanaal.
De weergegeven geheugenkanaalnummers zijn van 00 tot 99, P0 tot P9 en E0 tot E9.
Geeft de snelgeheugenkanaalmodus weer.
Geeft een van de snelgeheugenkanaalnummers weer van Q0 tot Q9.
Geeft de VFO A/B en de geheugenkanaalstatus weer die wordt gebruikt tijdens simplex- of
splitbewerking.
Geeft de frequentie die wordt gebruikt weer. (De frequentie-weergave aan de rechterkant
wordt grijs weergegeven tijdens simplex-bediening.)
Verschijnt wanneer de MHz-stapfunctie wordt ingeschakeld.
Geeft de naam van het geheugenkanaal weer.
Geeft de scansnelheid weer (wanneer in een modus anders dan FM).
Verschijnt tijdens het scannen van programma's, scannen van geheugens of scannen van
snelgeheugen.
Verschijnt tijdens langzaam scannen van het programma.
Verschijnt wanneer CW automatisch afstemmen werkt.
Geeft het bandgeheugennummer weer overeenkomstig met het geheugen dat wordt
opgeroepen.
Verschijnt wanneer een kanaal dat u wilt vergrendelen is geselecteerd.
Geeft het verschil aan tussen de zendfrequentie en ontvangstfrequentie.
Verschijnt tijdens de weergave.
Verschijnt wanneer afspelen is gepauzeerd.
Verschijnt tijdens opname.
Geeft het configuratiescherm of de bandscope weer. Dit gebied wordt meestal leeg gelaten.
Beschrijving
Raadpleeg
4-4
–
–
4-7
9-1
9-5
–
–
4-6
9-4
10-2
10-1
10-2
5-9
4-3
10-4
5-1
12-4
12-3
–