A – INLAAT STEEL
Het combinatieventiel is via een inlaatsteel met schroefdraad op de gascilinder gemonteerd.
De inlaatsteel kan taps of parallel van schroefdraad zijn voorzien met verschillende maten,
afhankelijk van de cilindergrootte en het materiaal.
B – VULPOORT
Het ventiel is van een vulpoort voorzien voor het vullen van de gascilinder bij een vulstation;
deze heeft geen functie voor gebruik door de patiënt. De vulpoort bevat een terugslagventiel
(NRV). De NRV voorkomt de gasstroom zonder het gebruik van specifieke vuladapters, waardoor
gas uit de cilinder kan worden ontlucht/geëvacueerd en gas in de cilinder kan worden gevuld.
C – DRUK INDICATOR
De drukindicator geeft de hoeveelheid gas in de gasfles weer. De drukindicator is van een
NL
actief type, wat betekent dat hij altijd de hoeveelheid gas in de gasfles aangeeft, ongeacht of
de afsluiter geopend of gesloten is.
D, F – GECOMBINEERDE BEDIENINGSKNOP "AFSLUITVENTIEL & STROOMKEUZE"
Het combinatieventiel is uitgerust met een gecombineerde bedieningsknop die de eigenschap
heeft van een afsluiter en een debiet selecteerder. De afsluit functie werkt door rotatie van de
UIT-positie naar de AAN-positie. De stroomuitlaat functie wordt vervolgens gekozen door het
selecteren van de gewenste stroom door verdere rotatie van de bedieningsknop. De afsluiter
wordt gesloten door naar de UIT-positie te draaien.
E – RESTDRUKAPPARAAT
Het combinatieventiel is uitgerust met een restdrukapparaat (RPD) met een functie om een
minimale positieve druk in de gascilinder te behouden om vervuiling van de cilinder te
voorkomen. Tijdens het ontluchten/evacueren van cilindergas via de vulpoort met behulp van
een specifieke vuladapter wordt het restdrukapparaat dubbel doorgelaten.
G – FLOW UITLAAT "G" (OPTIONEEL)
De stroomuitlaat "G" is uitgerust met een slangfitting (slangnippel) of met schroefdraad
(voor aanverwante medische apparaten die via schroefdraadaansluiting moeten worden
aangesloten). Beweging van de stroomuitlaat "G" is normaal vanwege de bevestigingsmethode
in het hoofdgedeelte. Dit duidt niet op een defecte stroomuitlaat.
H – DRUKUITLAAT – SNELKOPPELING OF ONTLUCHTINGSVENTIEL (OPTIONEEL)
De drukuitlaat is de uitlaat rechtstreeks uit het lagedrukgedeelte van het ventiel en is uitgerust
met een specifieke snelkoppeling of ontluchtingsventiel. Bij gebruik van het ventiel met
snelkoppeling, kan de gebruiker een ander apparaat aansluiten op de snelkoppeling met een
gas specifieke mannelijke sonde - snelkoppelingssonde. De ontkoppeling ervan betekent
zelfafdichting van de snelkoppeling. Deze uitlaat is bedoeld voor de toevoer van gas naar
andere medische apparaten.
Het combinatieventiel zonder snelkoppeling is voorzien van een ontluchtingsventiel dat wordt
gebruikt om de restdruk in het lagedrukgedeelte van het combinatieventiel te ontluchten.
I - LAGE DRUK ONTLUCHTINGSVENTIEL
Het overdrukventiel biedt bescherming tegen overdruk van het lagedrukgedeelte van het
combinatieventiel en aangesloten medische apparaten. De lagedruk ontluchtingsventiel laat
gas ontsnappen als zich een overdrukscenario voordoet totdat de gasdruk terugkeert naar
normale omstandigheden, waarna deze wordt gedeactiveerd.
J - OVERSTROOMAPPARAAT OF ANTI-STOFBUIS (OPTIONEEL)
Een overstroombeveiliging biedt extra bescherming als het hoofdgedeelte van het
combinatieventiel boven de inlaatsteel wordt afgescheurd. In dergelijke situaties wordt het
overstroomapparaat geactiveerd om de stroom uit de inlaatsteel te verminderen.
Het apparaat kan voorzien worden van een anti-stofbuis, de belangrijkste functie hiervan is
het voorkomen dat verontreinigingen in de gascilinder en het combinatieventiel terechtkomen.
Het vervult deze functie door het gas op een meer gecentraliseerde positie te verzamelen
dan de inlaatsteel biedt, en door een kleinere opening. Het overstroomapparaat biedt
ook een beschermingsfunctie tegen verontreiniging. Een antistofbuis heeft niet dezelfde
stroombeperkende functie als een overstroomapparaat.
38/286