Hoofdstuk 13
Oplossing 1: Schakel het apparaat in
Oplossing: Bekijk het lampje Aan op het apparaat. Als dit niet oplicht, is het
apparaat uitgeschakeld. Zorg dat het netsnoer stevig is aangesloten op de printer en
in een stopcontact gestoken is. Druk op de knop Aan om de printer in te schakelen.
Oorzaak: Het apparaat stond uit.
Als het probleem hiermee niet verholpen is, probeert u de volgende oplossing.
Oplossing 2: papier in de invoerlade plaatsen
Oplossing: Plaats papier in de invoerlade.
Zie voor meer informatie:
"Papier met volledig formaat of fotopapier met een klein formaat plaatsen"
op pagina 37
Oorzaak: Er was geen papier meer in het apparaat.
Als het probleem hiermee niet verholpen is, probeert u de volgende oplossing.
Oplossing 3: Selecteer de juiste printer.
Oplossing: Controleer of u de juiste printer in uw softwaretoepassing hebt
geselecteerd.
Tip
dat de printer automatisch wordt geselecteerd wanneer u Afdrukken selecteert
in het menu Bestand van de verschillende softwaretoepassingen.
Oorzaak: Het apparaat was niet de geselecteerde printer.
Als het probleem hiermee niet verholpen is, probeert u de volgende oplossing.
Oplossing 4: Controleer de printerstatus
Oplossing: De status van de printerdriver is mogelijk gewijzigd in off line of
stoppen met afdrukken.
De status van de printerdriver controleren
▲
Klik in de HP Solution Center op het tabblad Status.
Oorzaak: De status van de printerdriver werd gewijzigd.
Als het probleem hiermee niet verholpen is, probeert u de volgende oplossing.
Oplossing 5: Wacht tot het toestel de huidige bewerking heeft voltooid.
Oplossing: Als het apparaat bezig is met een andere taak, zoals een kopieer- of
scantaak, wordt de afdruktaak pas uitgevoerd wanneer het apparaat klaar is met de
huidige taak.
142
Probleemoplossing
U kunt het apparaat instellen als de standaardprinter om ervoor te zorgen