Hoofdstuk 13
•
Controleer de verbinding van het apparaat met de computer. Controleer of de
USB-kabel goed is aangesloten op de USB-poort aan de achterzijde van het
apparaat. Controleer of de andere kant van de USB-kabel is aangesloten op een
USB-poort van uw computer. Als de kabel goed is aangesloten, schakelt u de
printer uit en weer in.
•
Zorg dat de hub is ingeschakeld als u het apparaat aansluit via een USB-hub. Als
de hub aan staat, sluit u het apparaat direct op uw computer aan.
•
Controleer eventuele andere printers of scanners. Waarschijnlijk zult u oudere
producten van uw computer moeten loskoppelen.
•
Probeer de USB-kabel aan te sluiten op een andere poort van de computer. Start
de computer na het controleren van de aansluitingen opnieuw op. Schakel het
apparaat uit en vervolgens weer in.
•
Start de computer na het controleren van de aansluitingen opnieuw op. Schakel
het apparaat uit en vervolgens weer in.
•
Verwijder indien nodig de software die u bij het apparaat hebt geïnstalleerd, en
installeer hem vervolgens opnieuw. Zie
installeren" op pagina 111
Als u meer wilt weten over het instellen van de printer en het aansluiten ervan op de
computer, raadpleegt u de startershandleiding die is meegeleverd met de printer.
Oorzaak: Het apparaat en de computer stonden niet met elkaar in verbinding.
106
Probleemoplossing
"De software verwijderen en opnieuw
voor meer informatie.