PARKEERHULP
Deze functie is een extra
hulp tijdens het rijden.
Deze functie kan nooit
de oplettendheid en
verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen bij het
achteruit manoeuvreren.
De bestuurder moet altijd bedacht
zijn op plotselinge gebeurtenissen
tijdens het rijden: let dus bij het
manoeuvreren altijd op uw blinde
hoek en kijk of daar geen kleine,
smalle obstakels (zoals een kind,
dier, kinderwagen, fiets, steen,
paaltje, enz.) zijn.
Bij het manoeuvreren
kan de auto aan de
onderkant ergens
tegenaan rijden
(bijvoorbeeld contact met een
paaltje, een trottoir of ander
stadsmeubilair) en daardoor
beschadigd raken (bijvoorbeeld
vervorming van een as).
Om ieder risico van een ongeluk
te voorkomen, moet u uw auto
door een merkdealer laten
controleren.
De werking van de
startvergrendeling
Er zijn ultrasone detectoren,
aangeduid met de pijlen 1 ,
gemonteerd in de achterbumper (en in
de voorbumper, afhankelijk van de
auto) om de afstand tussen de auto en
een obstakel te meten.
Deze meting vertaalt zich in
geluidssignalen waarvan de frequentie
toeneemt naarmate het obstakel
dichterbij komt, totdat het een continu
geluid wordt als het obstakel ongeveer
30 cm van de auto verwijderd is.
Het systeem detecteert obstakels voor,
achter en naast de auto.
3
R i j d e n - 2 1 7