ACHTERUITRIJCAMERA
Deze functie is een
(extra) hulpmiddel. De
bestuurder moet altijd
opletten en blijft
3
verantwoordelijk.
De bestuurder moet altijd bedacht
zijn op plotselinge gebeurtenissen
tijdens het rijden: let dus bij het
manoeuvreren altijd op uw blinde
hoek en kijk of daar geen kleine,
smalle obstakels (zoals een kind,
dier, kinderwagen, fiets, steen,
paaltje, enz.) zijn.
1 8 6 - R i j d e n
Wanneer het contact wordt aangezet,
geeft het 2 -scherm op de
middenconsole van het dak de situatie
achter de auto weer, die wordt
geregistreerd door de camera 1 .
Opmerking: het beeld op het
2 -scherm kan worden weergegeven
van links naar rechts.
Bijzonderheden
De camera is uitgerust met een
automatische ontwaseming die
inschakelt als de temperatuur lager is
dan ongeveer 8 °C.
Zorg ervoor dat de camera 1 niet
wordt afgedekt (vuil, modder, sneeuw,
condens, enz.).
Werkzaamheden
Objecten aan de rand van
het scherm 2 kunnen
vervormd zijn.
In geval erg helder licht (sneeuw,
auto in de zon enz.) kan het
camerabeeld deels bedekt zijn.
Bij een lage helderheid of slecht
weer, kan het beeld op het
scherm vervormd zijn.
Het gezichtsveld van de camera dekt
niet het gehele gebied achter de auto,
met name de dodehoekzone A .