TIPS VOOR HET RIJDEN, ZUINIG RIJDEN
Het waarschuwingslampje 3
wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel A of B om de
activering te bevestigen.
Tijdens het rijden kan de ECO-modus
3
tijdelijk worden verlaten om de motor
weer op volle kracht te laten werken.
Druk daartoe het gaspedaal diep in.
De ECO-modus wordt weer
ingeschakeld zodra u de druk op het
gaspedaal vermindert.
Uitschakelen van de functie
Druk op de schakelaar 4 .
Het waarschuwingslampje 3
verdwijnt van het instrumentenpaneel
om de deactivering te bevestigen.
1 7 8 - R i j d e n
Tips voor het rijden, Eco-rijden
Hindert het rijden
Gebruik aan de
bestuurderskant matten
die geschikt zijn voor de
auto en zet deze vast aan de
vooraf geïnstalleerde onderdelen.
Controleer regelmatig of ze goed
vastzitten. Stapel niet meerdere
matten op elkaar.
Gevaar van hakende pedalen
Rijgedrag
– Rijd rustig tot de motor zijn
bedrijfstemperatuur heeft bereikt; dit is
beter dan warmdraaien bij stilstaande
auto.
– Bij een dynamische rijstijl waarbij u
vaak en krachtig versnelt en vertraagt,
zal de tijdswinst niet opwegen tegen
de gemaakte brandstofkosten.
– Rijden met hoge snelheid stimuleert
het brandstofverbruik van het voertuig
enorm. Voorbeelden (bij constante
snelheid):
– vertragen van ongeveer 130 km/u
naar 110 km/u bespaart rond de
20% brandstof;
– vertragen van ongeveer 90 km/u
naar 80 km/u bespaart rond de 10%
brandstof.
– Laat het toerental van de motor in de
lagere versnellingen niet te ver
oplopen.
Kies indien mogelijk altijd de hoogste
versnelling.
–
Rijd bij een stoplicht kalm weg.
–
Rem zo weinig mogelijk. Regel de
snelheid van de auto met het
gaspedaal door voor een obstakel
of een bocht tijdig gas terug te
nemen.
–
Geef op een helling geen gas bij.
Houd het gaspedaal bij voorkeur in
dezelfde stand.