WAARSCHUWING BIJ VERLIES VAN BANDENSPANNING
of 4 om het resetten te starten. De
"Inleren bandsp. bezig " melding
bevestigt dat het verzoek om de
referentiewaarde voor de
bandenspanning opnieuw in te stellen
is verwerkt.
3
De reïnitialisatie wordt uitgevoerd
nadat enkele minuten is gereden.
Opmerking: de
referentiespanningswaarde mag niet
lager zijn dan de aanbevolen waarde
die op de het portierframe staat.
Display
Het
waarschuwingslampje
vereist dat u,
voor uw eigen veiligheid, zo snel
mogelijk stopt zonder het verkeer
in gevaar te brengen.
De display 2 op het
instrumentenpaneel informeert u over
eventuele afwijkingen (lage
bandenspanning, lekke band enz.).
"Bandenspanning aanpassen "
Het waarschuwingslampje
Verschijnt continu, vergezeld van de
1 9 8 - R i j d e n
"Bandenspanning aanpassen "
melding.
Dit betekent dat minstens een van de
banden lek is.
Controleer en corrigeer indien nodig
de bandenspanning van de vier koude
wielen.
Het waarschuwingslampje
schakelt uit na een paar minuten
rijden.
Een plots verlies van
bandenspanning
(klapband ...) wordt
mogelijk niet door het systeem
worden opgespoord.
"Lekke band "
Het waarschuwingslampje
Verschijnt continu, vergezeld van de
"Lekke band " en een pieptoon.
Deze melding wordt vergezeld door
het waarschuwingslampje
Deze geven aan dat minstens een van
de banden lek is of veel te lage
spanning heeft. Vervang het of roep de
hulp in van een erkende dealer als de
band lek is. Pomp de band op als de
bandenspanning te laag is.
"Controleer bandensensor "
Het waarschuwingslampje
gedurende een paar seconden en
verschijnt dan continu, vergezeld van
de "Controleer bandensensor "
melding.
Deze melding wordt vergezeld door
het waarschuwingslampje
Die geven aan dat in minstens een van
de wielen geen drukzender zit
(bijvoorbeeld het reservewiel). Neem
in alle overige gevallen contact op met
een erkende dealer.
Corrigeren van de
bandenspanning
De bandenspanningen moet koud
worden gecorrigeerd (raadpleeg de
sticker op de zijkant van het
bestuurdersportier).
Indien u de bandenspanning niet bij
koude banden kunt controleren,
moet u de opgegeven waarden met
.
0,2 tot 0,3 bar (3 PSI) verhogen.
Verlaag nooit de spanning van een
warme band.
Flitst
.