FUNCTIE STOP AND START
Rijd niet weg als de
motor op stand-by staat
(het
waarschuwingslampje wordt op
het instrumentenpaneel
weergegeven).
Voordat de auto wordt
verlaten, moet de motor
worden afgezet (niet in
stand-by) 167.
Dit systeem zorgt voor een lager
brandstofverbruik en vermindert de
uitstoot van broeikasgassen.
Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de auto begint
te rijden.
Tijdens het rijden zet het systeem de
motor af (op stand-by) wanneer de
auto stilstaat (file, voor een stoplicht
enz.).
Omstandigheden waarbij de
motor op stand-by wordt gezet
Wanneer de motor afslaat
terwijl het systeem in
werking is, moet u het
koppelingspedaal volledig
induwen om de motor weer te
starten.
Om brandstof bij te vullen,
moet de motor worden
uitgeschakeld (en niet op
stand-by worden gezet): zet het
contact uit 167, 154
Risico van brand.
Als u uit de auto stapt,
waarschuwt een
geluidssignaal u dat de
motor op stand-by staat en niet is
afgezet.
de auto heeft na de laatste stilstand
gereden.
Voor auto's met automatische
versnellingsbak:
– de versnellingsbak staat in stand D,
M of N ;
en
– het rempedaal wordt (voldoende
hard) ingedrukt;
en
– het gaspedaal wordt niet ingedrukt;
en
– de snelheid is nul gedurende
ongeveer 1 seconde
de motor blijft stand-by als stand N is
ingeschakeld met de parkeerrem
aangetrokken en het rempedaal
losgelaten.
Voor auto's met een
handgeschakelde versnellingsbak:
– De versnellingshendel staat in de
neutrale stand (neutraal);
en
– het koppelingspedaal wordt
losgelaten
Als het
waarschuwingslampje
knippert, is het koppelingspedaal niet
voldoende losgelaten.
en
3
R i j d e n - 1 6 9