VERLICHTING EN SIGNALEN
Controleer voordat u in
2
het donker wegrijdt, de
werking van de
verlichting en stel indien
nodig de stand van de koplampen
af op de belasting van de auto
152. Zorg ervoor dat de lichten
niet bedekt zijn (vuil, modder,
sneeuw, vervoer van voorwerpen,
enz.).
Als u langs de kant van
de weg parkeert en de
achterklep geopend is,
kunnen de achterlichten
hierdoor aan het zicht onttrokken
worden. Waarschuw bijgevolg
andere weggebruikers voor de
aanwezigheid van uw voertuig
door middel van de
gevarendriehoek of op de manier
die is voorgeschreven in het land
waar u zich bevindt.
1 4 8 - K e n u w a u t o
zijlichten
Introductie
Draai de ring 3 op de schakelaar 1 tot
het symbool tegenover de markering 2
staat.
Markeringslichten zijkant
(afhankelijk van de auto)
Zij zorgen dat andere weggebruikers
de afmeting van het voertuig kunnen
zien.
Zij lichten op bij het inschakelen van
de markeringslichten.
Functie verlichting overdag
De dagrijverlichting schakelt overdag
automatisch in zonder dat u de
schakelaar 1 hoeft te bedienen bij het
starten van de motor en gaat uit bij het
stoppen van de motor.
Dimlichten
Dit waarschuwingslampje op het
in-strumentenpaneel licht op.
Handbediend
Draai de ring 3 tot het symbool
tegenover de markering 2 staat.
Automatische werking
(afhankelijk van de auto)
Draai de ring 3 tot het symbool AUTO
tegenover de markering 2 staat: met
draaiende motor schakelen de