SNELHEIDSREGELAAR
Sneller rijden dan de gekozen
snelheid
U kunt de snelheid van de auto altijd
verhogen door het gaspedaal in te
drukken. Zo lang u te snel rijdt,
knippert de ingestelde snelheid op het
3
instrumentenpaneel om u te
waarschuwen.
Laat daarna het gaspedaal los: na
enkele seconden gaat uw auto
automatisch weer met de
oorspronkelijk ingestelde snelheid
rijden.
Onmogelijkheid om de ingestelde
snelheid vast te houden
Tijdens een steile afdaling kan de
ingestelde snelheid niet worden
aangehouden: in dat geval knippert de
ingestelde snelheid op het
informatiescherm in het
instrumentenpaneel.
2 1 4 - R i j d e n
Onderbreken van de functie
De functie wordt uitgeschakeld als u
drukt op:
– de knop 3 (0) ;
– het rempedaal;
– het koppelingspedaal of schakelen
naar neutraal voor auto's met een
robotversnellingsbak.
In de drie gevallen blijft de ingestelde
maximum snelheid in het geheugen en
de boodschap "Opgeslagen" verschijnt
op het instrumentenpaneel.
Stand-by wordt bevestigd door het
verdwijnen van het groene
waarschuwingslampje
Oproepen van de ingestelde
snelheid
Als een snelheid in het geheugen is
opgeslagen, kan deze in de juiste
omstandigheden (verkeersdrukte,
staat van het wegdek,
weersomstandigheden, enz.) worden
opgeroepen.
Druk op de schakelaar 4 (R) de
rijsnelheid is hoger dan 30 km/u.
Bij het oproepen van de in het
geheugen opgeslagen snelheid wordt
het inschakelen van de regelaar
bevestigd door het oplichten van het
controlelampje.
N.B.: als de eerder opgeslagen
snelheid veel hoger is dan de actuele
snelheid, trekt de auto snel op naar
deze hogere snelheid.
.
.