VERLICHTING EN SIGNALEN
dimlichten automatisch in en uit
naargelang van de helderheid buiten,
zonder dat u de schakelaar 1 hoeft te
bedienen.
Uitschakelvertraging, functie
Met deze functie blijven de dimlichten
korte tijd branden (voor het verlichten
van het openen een hek, enz.).
Met de motor en de verlichting
uitgeschakeld, de ring 3 in stand
AUTO, trekt u de hendel 1 naar u toe:
de dimlichten gaan ongeveer 1 minuut
branden. Om deze tijd te verlengen,
kunt u de schakelaar tot vier keer naar
u toe trekken (de maximale tijd is
ongeveer 4 minuten).
Om de verlichting uit te schakelen
voordat deze automatisch uitschakelt,
draait u de ring 3 naar een
willekeurige stand en draait u deze
daarna terug naar de stand AUTO.
Grootlicht:
Dit waarschuwingslampje op het
in-strumentenpaneel licht op.
Trek, terwijl de dimlichten aan zijn, aan
de schakelaar 1 .
Om het grootlicht uit en het dimlicht
weer in te schakelen, trekt u de
lichtschakelaar 1 opnieuw naar u toe.
Automatisch grootlicht
Afhankelijk van de auto
ontsteekt en dooft dit systeem
automatisch het grootlicht. De functie
gebruikt een camera geplaatst achter
de binnenspiegel om achterliggers en
tegenliggers te detecteren.
Als u 's nachts een
draagbaar
navigatiesysteem
gebruikt op het gedeelte
van de voorruit onder de camera,
kan dit de werking van het
automatische grootlichtsysteem
verstoren (risico van reflecties op
de voorruit).
Het systeem voor
automatisch inschakelen
van grootlicht kan nooit
de oplettendheid en
verantwoordelijkheid van de
bestuurder vervangen met
betrekking tot de
voertuigverlichting en het
aanpassen aan de licht-, zicht- en
verkeersomstandigheden.
K e n u w a u t o - 1 4 9
2