VERLICHTING EN SIGNALEN
De mistlichten aan de voorzijde
werken alleen als de buitenverlichting
is ingeschakeld.
Mistachterlichten
Dit waarschuwingslampje op het
in-strumentenpaneel licht op.
Draai de middelste ring 4 van de
schakelaar tot het symbool zichtbaar 1
wordt bij de markering 5 .
De mistachterlichten werken alleen als
de buitenverlichting is ingeschakeld.
Zodra de weersomstandigheden dit
toelaten moet u het mistachterlicht
uitschakelen om de achter u rijdende
weggebruikers niet te hinderen.
Met het uitschakelen van de verlichting
worden de mistachterlichten
uitgeschakeld of gaan de mistlichten
(indien aanwezig) aan de voorzijde
branden.
Lichten uit
De lichten gaan automatisch uit na het
stoppen van de motor, bij het openen
van het bestuurdersportier of bij het
vergrendelen van de auto. In dat geval
schakelen, bij de volgende keer
starten van de motor, de lichten
opnieuw in, overeenkomstig de stand
van ring 3 .
Geluidssignaal vergeten
verlichting
Indien de lichten worden ingeschakeld
na het stilzetten van de motor, klinkt er
een signaal bij het openen van het
bestuurdersportier om u te
waarschuwen dat de lichten nog
branden (om ontlading van de accu te
voorkomen).
2
K e n u w a u t o - 1 5 1