Pagina 2
De smeermiddelen van ELF vormen een belangrijke bijdrage aan de prestaties van uw auto. RENAULT adviseert de smeermiddelen van ELF die zijn goedgekeurd voor het bijvullen en verversen. Raadpleeg uw RENAULT-dealer of kijk op de website www.lubrifiants.elf.com Een merk van...
Ook kunnen er uitrustingen zijn opgenomen die pas op een later tijdstip in de auto zullen worden toegepast. Overal waar in het instructieboekje sprake is van een merkdealer, wordt daarmee een RENAULT-dealer bedoeld. Wij wensen u een goede reis in uw auto.
Pagina 5
Hoofdstuk Ken uw auto ..............Rijden ................Comfort ................ Onderhoud ..............Praktische tips ............. Technische gegevens ..........Alfabetische inhoudsopgave ........
Hoofdstuk 1: Ken uw auto FM-afstandsbediening: algemeen, gebruik, extra portiervergrendeling ......Portieren .
Pagina 8
sleutel, FM-AFstANDsBeDIeNING: algemeen (1/2) sleutel A FM-afstandsbediening B of C 4 Vergrendelen/Ontgrendelen van alleen de achterklep 1 Gecodeerde contactsleutel, en sleutel 1 Vergrendelen van alle portieren. 5 Om de sleutel vrij te maken van zijn van de portieren en de tankdopklep. houder, drukt u op de knop 5, de sleu- 2 Ontgrendelen van alle portieren.
Pagina 9
sleutel, FM-AFstANDsBeDIeNING: algemeen (2/2) Bereik van de FM- afstandsbediening Het bereik van de afstandsbediening wordt beïnvloed door de omgeving. Let er bij het vasthouden van de afstandsbediening op dat de portieren niet per ongeluk worden vergrendeld of ontgrendeld. Interferentie Sommige voorwerpen (metalen voorwerpen, Vervangen of extra mobiele telefoons) of sterke elektromagneti- afstandsbediening...
FM-AFstANDsBeDIeNING: gebruik (1/2) Ontgrendelen van de portieren Bijzonderheden (voor sommige landen): – door één keer op de knop 2 te drukken, ontgrendelt u uitsluitend het bestuur- Afstandsbediening A of B dersportier, Druk op de ontgrendelknop 2. – door twee keer achter elkaar op de knop 2 te drukken, ontgrendelt u de andere por- Het ontgrendelen ziet u aan het één keer tieren.
FM-AFstANDsBeDIeNING: gebruik (2/2) Portieren vergrendelen Ontgrendelen/vergrendelen van alleen de achterklep Afstandsbediening A of B (voor sommige landen) Druk op de vergrendelknop 1. Verantwoordelijkheid van de Druk op de knop 3 om de achterklep te ont- bestuurder grendelen of te vergrendelen. Het vergrendelen ziet u aan het twee keer Laat uw sleutel nooit, zelfs niet oplichten van de knipperlichten en de zij-...
eXtRA VeRGReNDelING extra portiervergrendeling Om de extra (voor sommige landen) portiervergrendeling in te schakelen Met deze functie worden de portieren ver- grendeld en kunnen ze niet van binnenuit Druk twee keer snel achter elkaar op knop 1. geopend worden (in geval van het inslaan Het vergrendelen ziet u aan het vijf keer op- van een ruit, waarna iemand wil proberen de lichten van de knipperlichten en de zijknip-...
PORtIeReN OPeNeN eN sluIteN (1/2) Waarschuwingssignaal verlichting brandt nog Als bij het openen van een voorportier de lichten nog branden terwijl het contact is af- gezet dan klinkt er een signaal om u te waar- schuwen. Waarschuwing portier vergeten te sluiten Als een portier of de achterklep geopend of niet goed gesloten is en de auto een snel- heid van ongeveer 20 km/u bereikt, ver-...
PORtIeReN OPeNeN eN sluIteN (2/2) Veiligheid inzittenden achter De bestuurder kan de werking van de achterportieren en af- hankelijk van de auto, van de ruitbediening toestaan door op de scha- kelaar 3 aan de kant van de tekening te drukken. Afhankelijk van de auto, bij een defect: –...
PORtIeReN VeRGReNDeleN, ONtGReNDeleN (1/2) Vergrendelen/Ontgrendelen van buitenaf Raadpleeg paragraaf: “Sleutel/FM- afstandsbediening: algemeen”. In sommige gevallen werkt de sleutel, FM- afstandsbediening niet: – de auto bevindt zich in een sterk elektro- magnetisch veld; – lege batterij, ontladen accu. In dat geval is het mogelijk: –...
PORtIeReN VeRGReNDeleN, ONtGReNDeleN (2/2) Vergrendelen/Ontgrendelen van Waarschuwingslampje van de buitenaf (vervolg) portieren Gebruik van de schakelaar in het interi- Het lampje in knop 3 informeert u over de eur voor het vergrendelen/ontgrendelen staat van de portiervergrendeling: van de portieren. – als de portieren vergrendeld zijn, brandt Bij stilstaande motor en een open voorpor- het lampje;...
AutOMAtIsCHe PORtIeRVeRGReNDelING tIJDeNs Het RIJDeN Bij een storing u heeft de keus of u deze functie wilt ge- bruiken of niet. Als u een storing constateert (geen automa- tische vergrendeling, het lampje in de knop 1 Inschakelen van de functie licht niet op bij het vergrendelen van de por- Zet het contact aan en houd de schake- tieren), controleer dan eerst of alle portieren...
stARtVeRGReNDelING Dit systeem voorkomt dat de motor kan worden gestart door iemand die niet be- schikt over de startcode-contactsleutel. De auto wordt automatisch na enkele secon- des na het stilzetten van de motor beveiligd. De werking van het systeem Indicatie van de beveiliging Na het stilzetten van de motor, knippert het Bij het starten van de motor, gaat het con- controlelampje 1 en is de auto beveiligd.
HOOFDsteuNeN VOOR Verwijderen van de hoofdsteun Druk op de knop 2 en trek de hoofdsteun omhoog tot hij vrijkomt. Hoofdsteun terugplaatsen Plaats de poten van de hoofdsteun met de vertanding naar voren in de geleiders. Druk het lipje 1 naar voren en schuif de hoofdsteun omlaag tot de gewenste stand is bereikt.
HOOFDsteuN ACHteR Gebruiksstanden Verwijderen Druk op het lipje A van de grendel 1 en zet Druk op het lipje A van de grendels 1 en 2 de hoofdsteun zoveel mogelijk naar boven en verwijder de hoofdsteun. om hem in de hoge stand te gebruiken. Schuif hem naar beneden tot hij blokkeert terugplaatsen: om hem in de lage stand te gebruiken.
Pagina 21
VOORstOeleN Naar voren of naar achteren Hoogte van de zitting van de schuiven bestuurdersstoel verstellen Til de hendel 1 onder de stoel op om te ont- Beweeg de hendel 2 zo vaak als dit nodig is: Voer deze verstellingen uitslui- grendelen.
AutOGORDels (1/4) De juiste zithouding Gebruik tijdens het rijden altijd de autogor- del. Bovendien dient u zich te houden aan – Ga goed diep in uw stoel zitten (na uw de wetgeving van het land waarin u zich be- mantel, jas, enz. uitgetrokken te hebben). vindt Dit is belangrijk voor een goede onder- stel voordat u start de juiste zithouding...
AutOGORDels (2/4) Als de autogordel compleet is geblokkeerd, trek dan langzaam, maar krachtig, aan de gordel om deze ongeveer 3 cm naar buiten te trekken. Laat hem zichzelf oprollen en rol hem opnieuw af. Als het probleem aanhoudt, dient u een merkdealer te raadplegen.
AutOGORDels (3/4) Gordels aan de zijkanten Middelste gordel Klik de verschuifbare gesp 10 in de bijbeho- rende rode sluiting 12. achter 7 Rol de riem 9 langzaam uit zijn houder, klik vervolgens de gesp 8 in de bijbehorende Het vergrendelen, ontgrendelen en afstellen zwarte sluiting 11.
Pagina 25
AutOGORDels (4/4) De volgende raadgevingen gelden voor de autogordels voor en achter. – Verander niets aan de oorspronkelijke onderdelen van het veiligheidsmechanisme: gordels, stoelen en de bevestigingen ervan. Raadpleeg voor speciale gevallen (bijv. installatie van een kinderzitje) een merkdealer. – Zorg dat er geen voorwerpen tussen de riemen worden gestoken die speling kunnen veroorzaken (wasknijpers, klemmetjes, enz.): een autogordel die te los zit, kan verwondingen veroorzaken in geval van een ongeluk.
AANVulleNDe VeIlIGHeIDsVOORZIeNINGeN VOORIN (1/4) Dit zijn: – Laat al deze veiligheidsvoor- – gordelspanners, zieningen controleren na een aanrijding. – krachtbegrenzers van borstkas en bekken, – Het is streng verboden zelf werkzaamheden uit te voeren aan – airbags bestuurder en passagier. het gehele systeem (gordelspanners, Deze systemen worden gelijktijdig of afzon- airbags, rekeneenheden, bedrading)
AANVulleNDe VeIlIGHeIDsVOORZIeNINGeN VOORIN (2/4) Krachtbegrenzer van borstkas Airbag bestuurder en passagier en bekken Deze bevindt zich bij de linker en rechter voorstoel. Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok van de aanrijding komt dit mechanisme in Het opschrift “ Airbag” op het stuurwiel en op werking om de kracht die de gordel op het li- het dashboard (zone van de airbag A) en, chaam uitoefent te begrenzen tot een draag-...
AANVulleNDe VeIlIGHeIDsVOORZIeNINGeN VOORIN (3/4) Werking Het systeem werkt alleen als het contact aanstaat. Bij een zware frontale aanrijding, worden de airbags, die de klap opvangen van het hoofd en de borstkas van de bestuurder tegen het stuurwiel en van de passagier tegen het dashboard, snel opgeblazen.
Pagina 29
AANVulleNDe VeIlIGHeIDsVOORZIeNINGeN VOORIN (4/4) Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag of verwonding door rondvliegende voorwerpen te voorkomen. Waarschuwingen inzake de bestuurdersairbag – Verander niets aan het stuurwiel of de naafdop. – Dek de naafdop niet af. –...
Pagina 30
AANVulleNDe VeIlIGHeIDsVOORZIeNINGeN ACHteRIN Krachtbegrenzer Vanaf een bepaalde hevigheid van de schok van de aanrijding komt dit mechanisme in werking om de kracht die de gordel op het li- chaam uitoefent te begrenzen tot een draag- lijk niveau. – Laat al deze veiligheids- voorzieningen controleren na een aanrijding.
VeIlIGHeIDsVOORZIeNINGeN BesCHeRMING ZIJKANt Zijairbags De zijairbag is aan de kant van het portier ondergebracht in de rugleuning van elk van de voorstoelen en komt in werking om de in- zittenden te beschermen bij een zware aan- rijding tegen de zijkant. Zijruitairbags Dit is een airbag die zich eventueel aan de zijkant boven bevindt en die zich ontplooit...
AANVulleNDe BeVestIGINGsMIDDeleN Hier volgt een aantal aanwijzingen om elke belemmering bij het opblazen van de airbag(s) of verwonding door rondvliegende voorwer- pen te voorkomen. De airbag is een aanvullende bescherming bij het gebruik van de autogordel. Beide organen vormen één veiligheidssysteem. De gordel moet altijd worden gedragen.
KINDeRVeIlIGHeID: algemeen (1/2) Vervoer van kinderen Gebruik van een kinderzitje Lees, vóór het monteren van een kinderzitje, de gebruiksaanwijzing en houd u aan de in- Het kind moet, net als een volwassene, altijd De bescherming die het kinderzitje biedt is structies.
Pagina 34
KINDeRVeIlIGHeID: algemeen (2/2) Laat een kind nooit onbewaakt achter in de auto. Controleer of uw kind altijd vastzit en het harnas of de gordel correct is afgesteld en aangepast. Vermijd te dikke kleding waardoor ruimte tussen de riemen kan ontstaan. Laat uw kind nooit zijn hoofd of armen uit het raam steken.
Pagina 35
KINDeRVeIlIGHeID: keuze van het kinderzitje Kinderzitje “achterstevoren” Kinderzitje “vooruit” Zittingverhogers Het hoofd van een baby is, naar verhouding, Het hoofd en de buik van een kind zijn de Vanaf 15 kg of 4 jaar kan een kind reizen op zwaarder dan dat van een volwassene en de lichaamsdelen die het meest beschermd een zittingverhoger waarmee de autogordel nek is zeer kwetsbaar.
KINDeRVeIlIGHeID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje Er zijn twee bevestigingssystemen voor Bevestiging met IsOFIX systeem Gebruik geen kinderzitje dat de kinderzitjes: met de autogordel of met het Toegestaan zijn ISOFIX kinderzitje die zijn gordel waarmee het vastzit zou ISOFIX systeem.
Pagina 37
KINDeRVeIlIGHeID: keuze van de bevestiging van het kinderzitje (vervolg) De twee ringen 1 bevinden zich tussen de De 3 ring wordt gebruikt voor het vastma- rugleuning en de zitting van de stoel en zijn ken van de bovenste riem van bepaalde kin- te herkennen aan een markering.
KINDeRVeIlIGHeID: installatie van het kinderzitje (1/6) Op bepaalde zitplaatsen mogen geen kin- Op zitplaats voorin Op zitplaats achter aan de zijkant derzitjes bevestigd worden De schema’s op Het vervoer van een kind op de plaats van Een reiswieg kan uitsluitend in stand met de volgende bladzijden geven aan waar een de voorpassagier is niet in alle landen toe- 3 zitplaatsen geplaatst worden en gebruikt...
Pagina 39
KINDeRVeIlIGHeID: installatie van het kinderzitje (2/6) Kinderzitje bevestigd met behulp van de IsOFIX bevestiging ü = plaats waar een ISOFIX kinderzitje is toegelaten. ± = de zitplaatsen achterin zijn voor- zien van een verankering voor de be- vestiging van een universeel ISOFIX kinderzitje vooruit.
Pagina 40
KINDeRVeIlIGHeID: installatie van het kinderzitje (3/6) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschrif- ten. Zitplaatsen Gewicht van Grootte van het Zitplaats Zitplaats type zitje achter aan de het kind zitje ISOFIX voorpassagier (1) (3) midden achter...
Pagina 41
KINDeRVeIlIGHeID: installatie van het kinderzitje (4/6) X = Plaats niet toegelaten voor het installeren van een kinderzitje. u = Plaats toegelaten voor bevestiging met autogordel van een kinderzitje dat goedgekeurd is als “Universeel”; controleer of het gemonteerd kan worden. IuF/Il = Plaats toegelaten voor bevestiging met ISOFIX bevestigingen, indien aanwezig, van een kinderzitje dat goedgekeurd is als "Universeel/ semi-universeel of specifiek voor een auto";...
Pagina 42
KINDeRVeIlIGHeID: installatie van het kinderzitje (5/6) Kinderzitje bevestigd met behulp van de bevestiging ISOFIX ü = plaats waar een ISOFIX kinderzitje is toegelaten. ± = de zitplaatsen achterin zijn voor- zien van een verankering voor de be- vestiging van een universeel ISOFIX kinderzitje vooruit.
Pagina 43
KINDeRVeIlIGHeID: installatie van het kinderzitje (6/6) In de tabel hieronder staat dezelfde informatie als op het overzicht van de vorige bladzijde, overeenkomstig de wettelijke voorschrif- ten. Gewicht van Grootte van het Zitplaatsen Zitplaatsen Zitplaats type zitje het kind zitje ISOFIX voorpassagier (1) (2) zijkant achter midden achter...
KINDeRVeIlIGHeID: uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin (1/3) uitschakelen van de uitschakelen van de airbags: stilstaande auto, druk de grendel 1 in en draai hem in passagiersairbags voorin de stand OFF. (voor de auto’s die hiermee uitgerust zijn) Met contact aan, moet u verplicht contro- Voordat u een kinderzitje kunt installeren op de passagiersstoel voorin, moet u verplicht Het in- en uitschakelen van de...
Pagina 45
KINDeRVeIlIGHeID: uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin (2/3) Deze voorschriften staan op de markerin- gen op het dashboard en op de stickers A op elke kant van de zonneklep van de pas- sagier 3 (zie het voorbeeld van de sticker hierboven).
KINDeRVeIlIGHeID: uitschakelen, inschakelen van de passagiersairbag voorin (3/3) GeVAAR Omdat het gevaarlijk is als de passagiersairbag voorin in wer- king komt als er een kinderzitje achterstevoren op de voorstoel is ge- plaatst, mag u NOOIt een kinderzitje achterstevoren (met de rug naar de weg) installeren op een voorstoel met een ac- tieve frontale airbag.
stuuRWIel Laat het stuurwiel niet in een uiterste stand gedraaid staan als de auto stil staat. Rijd niet met een slecht opgeladen accu. Het gevaar bestaat dat de besturing niet Afstellen van het goed werkt. stuurwielhoogte Bij stilstaande motor of bij een storing in het systeem blijft het mogelijk het stuur- Trek aan de hendel 1 en zet het stuurwiel in wiel te draaien.
Pagina 49
BeDIeNINGsORGANeN lINKs stuuR (vervolg) De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting Is AFHANKelIJK VAN De uItVOeRING VAN De AutO eN VAN Het lAND. 20 Inbouwplaats voor radio, navigatiesys- 1 Ventilatierooster van zijruit. 9 Zijrooster. teem. 2 Zijrooster. 10 Ventilatierooster van zijruit. 21 Schakelaar voor de alarmknipperlich- ten.
Pagina 51
BeDIeNINGsORGANeN ReCHts stuuR (vervolg) De aanwezigheid van de hierna beschreven uitrusting Is AFHANKelIJK VAN De uItVOeRING VAN De AutO eN VAN Het lAND. 1 Ventilatierooster van zijruit. 9 Zijrooster. 17 Inbouwplaats voor radio, navigatiesys- teem. 2 Zijrooster. 10 Ventilatierooster van zijruit. 18 Plaats voor bekerhouder, asbak, enz.
INstRuMeNteNPANeel: controle- en waarschuwingslampjes (1/4) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKelIJK VAN Het lAND eN Het uItRustINGsNIVeAu. Ä Controlelampje richtingaanwij- Waarschuwingslampje luchtver- zers links ontreiniging Controlelampje richtingaanwij- Voor de auto’s die hiermee uitgerust zijn, zers rechts licht het op bij het starten van de motor en á...
Pagina 53
INstRuMeNteNPANeel: controle- en waarschuwingslampjes (2/4) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKelIJK VAN Het lAND, Het uItRustINGsNIVeAu eN eVeNtuele OPtIes VAN De AutO. À Waarschuwingslampje oliedruk Waarschuwingslampje remsy- steem en waarschuwingslampje Dit gaat branden als u het contact handrem aangetrokken aan zet en dooft na enkele secondes.
Pagina 54
INstRuMeNteNPANeel: controle- en waarschuwingslampjes (3/4) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKelIJK VAN Het lAND, Het uItRustINGsNIVeAu eN eVeNtuele OPtIes VAN De AutO. ù W a a r s c h u w i n g s l a m p j e å...
Pagina 55
INstRuMeNteNPANeel: controle- en waarschuwingslampjes (4/4) De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIJN AFHANKelIJK VAN Het lAND, Het uItRustINGsNIVeAu eN eVeNtuele OPtIes VAN De AutO. ç Waarschuwingslampje bestuur- dersgordel niet vastgemaakt Als de auto ongeveer 20 km/u rijdt terwijl de autogordel van de bestuurder niet is vastge- maakt gaat het knipperen en klinkt er een geluidssignaal gedurende ongeveer 2 minu-...
INstRuMeNteNPANeel: displays en meters toerenteller 3 Brandstofpeilmeter 6 (schaalverdeling × 1 000) Het aantal blokjes dat oplicht geeft het De rode zone geeft een verboden toerental brandstofpeil aan. 2 3 4 6 6a aan. Waarschuwing minimum snelheidsmeter 4 (geeft aan in km/u of brandstofpeil 6a mph) Als het knippert met een geluidssignaal,...
INstRuMeNteNPANeel: displays en meters (vervolg) Knop voor het regelen Display met verschillende functies 9 van de lichtsterkte van het Dit bevat verschillende soorten informatie instrumentenpaneel 7 (multimedia informatie, tijd, buitentempera- Raadpleeg de paragraaf “Verlichting” in tuur). hoofdstuk 1. Knop voor het instellen van de tijd 8 Raadpleeg de paragraaf “Klokje”...
BOORDCOMPuteR: algemeen (1/2) c) overgebleven afstand tot de volgende olieverversing, d) snelheidsinstelling (snelheidsregelaar/- begrenzer) e) functieoverzicht, informatieboodschap- pen en storingsboodschappen. Instrumentenpaneel in mijlen Het is mogelijk over te schakelen op km/h. Contact aan, druk op een van de knoppen 2 of 3 en draai de sleutel in de stand acces- soire.
BOORDCOMPuteR: algemeen (2/2) Betekenis van de waarden – het gemiddelde verbruik toeneemt als de motor stationair draait en de auto stil- gedurende de eerste paar staat. kilometer na een nulinstelling Dit is normaal want de module houdt re- kening met het brandstofverbruik bij sta- De waarden van gemiddeld verbruik, bereik tionair draaien.
BOORDCOMPuteR: gegevens van de reis (1/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGt AF VAN De uItRustING VAN De AutO eN VAN Het lAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding a) totaalteller Kilometerdagteller VERBRUIK b) Gegevens van de reis Hoeveelheid verbruikte brandstof sinds de laatste nulinstelling.
Pagina 61
BOORDCOMPuteR: gegevens van de reis (2/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGt AF VAN De uItRustING VAN De AutO eN VAN Het lAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding ACTUEEL Actueel verbruik De waarde wordt aangegeven zodra de auto sneller rijdt dan 30 km/u. 12.3L/100 Het bereik met de overgebleven brandstof Uitgaande van het gemiddelde verbruik sinds de laatste nulinstelling en de hoeveelheid...
Pagina 62
BOORDCOMPuteR: gegevens van de reis (3/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGt AF VAN De uItRustING VAN De AutO eN VAN Het lAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding c) Afstand tot de volgende onderhoudsbeurt Afstand tot de volgende onderhoudsbeurt (weergave in kilometers en in maan- den);...
Pagina 63
BOORDCOMPuteR: gegevens van de reis (4/4) De hierna beschreven weergave informatie HANGt AF VAN De uItRustING VAN De AutO eN VAN Het lAND. Voorbeelden van de selectie Betekenis van de gekozen aanduiding REGELAAR 90KM/H d) snelheidsinstelling van de snelheidsregelaar/-begrenzer (afhankelijk van de auto) Raadpleeg de paragraaf “Snelheidsregelaar/-begrenzer”...
Pagina 64
BOORDCOMPuteR: informatieboodschappen Zij kunnen u helpen bij het starten van de auto of u informeren over een keuze of een omstandigheid. Voorbeelden van informatieboodschappen worden hierna gegeven. Voorbeelden van boodschappen Betekenis van de gekozen aanduiding “ACHteRKleP OPeN” Geeft aan dat de achterklep open is gebleven. “OlIePeIl CORReCt”...
Pagina 66
BOORDCOMPuteR : alarmboodschappen ® Zij verschijnen met het controlelampje en dwingen u, voor uw veiligheid, direct te stoppen zonder het verkeer in gevaar te bren- gen. stop de motor en start deze niet opnieuw. Roep de hulp in van een merkdealer. Voorbeelden van alarmboodschappen worden hierna gegeven.
INFORMAtIeDIsPlAYs Afhankelijk van de auto kunnen de dis- plays 1 of 2 aangeven: – de buitentemperatuur (zone A); – de radio (zone B); – de tijd (zone C); – de informatie van het navigatiesysteem (zone D). Als de elektrische voeding onderbroken is geweest (losgenomen accukabel, ze- kering doorgebrand) geeft het klokje niet langer de juiste informatie aan.
tIJD Klokje 1 op tijd zetten De tijd wordt aangegeven met contact aan. – druk de knop 2 ongeveer drie secondes in om naar de instelling van de uren te gaan; – zodra de uren knipperen, drukt u weer op de knop 2 om deze in te stellen;...
Pagina 69
BuIteNteMPeRAtuuR Buitentemperatuurmeter 1 De buitentemperatuur wordt weergegeven met contact aan. Bijzonderheid: Als de buitentemperatuur tussen – 3 °C en Buitentemperatuurmeter + 3 °C ligt, knipperen de tekens °C (waar- schuwing voor kans op gladheid). De buitenthermometer is be- slist geen gladheidsdetector. Gladheid is niet alleen van de temperatuur afhankelijk, maar van meer factoren zoals de ligging van de weg en...
sPIeGels (1/2) Met de hand verstelbare buitenspiegels De buitenspiegel aan de kant De spiegel kan van binnenuit worden ver- van de bestuurder kan in twee steld met de hendel 1. delen uitgevoerd zijn. In deel B ziet u wat u met een normale spiegel ziet.
sPIeGels (2/2) Inklapbare buitenspiegels Zet de knop 2 in stand F: de buitenspiegels klappen in. Om de spiegels weer in de rijstand te zetten, zet u de knop in stand C, D of E. Verwarmde buitenspiegels Bij draaiende motor, wordt het spiegelglas verwarmd als de achterruitverwarming aan staat.
ClAXON eN lICHtsIGNAleN é Alarmknipperlichten Druk op de schakelaar 2. Deze schakelaar schakelt gelijktijdig de vier knip- perlichten en de zijknipperlichten in. Gebruik deze alleen als gevaar dreigt om andere weggebruikers te waarschuwen dat u ge- dwongen bent te stoppen op een abnormale plaats of zelfs waar dit verboden is, of bij bij- zondere rij- of verkeersomstandigheden.
VeRlICHtING eN sIGNAleN (1/5) Markeringslichten Regelen van de lichtsterkte van het instrumentenpaneel Draai het einde van de schake- laar 1 tot het symbool zichtbaar wordt bij het Met de lichten aan, drukt u op de knop 3. merkteken 2. Elke keer dat u op de knop drukt, wordt de lichtsterkte groter binnen de vier verlich- In alle gevallen licht een controlelampje op tingsniveau’s.
VeRlICHtING eN sIGNAleN (2/5) Functie “uitschakelvertraging” Automatische werking (afhankelijk van de auto) Met deze functie branden de dimlichten ge- Als de motor draait, schakelen de dimlichten durende enige tijd na het verlaten van de automatisch in als het buiten donker wordt auto (bijvoorbeeld om een hek of een gara- en uit als het weer licht wordt, zonder dat gedeur te verlichten bij het openen).
VeRlICHtING eN sIGNAleN (3/5) extra bochtlichten Automatische verlichting bij grootlicht Afhankelijk van de auto, als de dimlichten branden en bij bepaalde rijomstandigheden Afhankelijk van de auto gaan, om de verlich- (snelheid, hoek van het stuur, vooruit rij- ting te verbeteren, de lampen van het dim- dend, enz.), lichten extra lichten op bij het licht omhoog als u het grootlicht inschakelt.
Pagina 76
VeRlICHtING eN sIGNAleN (4/5) Waarschuwingssignaal Automatische werking (afhankelijk van de auto) verlichting brandt nog De lichten doven, als de motor is stilgezet, In het geval dat de lichten zijn ingescha- bij het openen van het bestuurdersportier of keld na het stilzetten van de motor, klinkt er bij het vergrendelen van de auto.
VeRlICHtING eN sIGNAleN (5/5) Mistachterlicht lichten uit Draai opnieuw de ring 5 om het merkteken 6 Draai de middelste ring 5 van tegenover het symbool van het mistlicht te de schakelaar 1 zo dat het symbool bij het brengen dat u wilt uitschakelen. merkteken 6 staat en laat dan los.
KOPlAMPeN eleKtRIsCH VeRstelleN Voorbeelden van de stand van knop A, afhankelijk van de belasting Bestuurder alleen Bestuurder met een passagier voorin Bestuurder met een passagier voorin en drie passagiers achterin Bij de auto’s die ermee uitgerust zijn, kan de knop A de stand van de koplampen aanpas- sen aan de belasting.
RuIteNWIsseR, RuIteNsPROeIeR VOOR (1/2) Auto’s met functie automatisch wissen Bij draaiende motor: verplaats de schake- laar 1. A uit B automatisch wissen In deze stand signaleert het systeem water dat op de voorruit ligt en schakelt het wissen in met een aangepaste wis- snelheid.
RuIteNWIsseR, RuIteNsPROeIeR VOOR (2/2) Koplampen branden U schakelt tegelijkertijd de koplampsproei- ers in. Ruitensproeier, koplampsproeier Voordat u iets aan de voorruit doet (wassen van de auto, ont- (afhankelijk van de auto) dooien, reinigen van de voor- Contact aan: trek de schakelaar 1 naar u ruit, enz.) moet u de schake- toe.
RuIteNWIsseR, RuIteNsPROeIeR ACHteR Ruitenwisser/-sproeier achter Contact aan, draai het einde van de scha- kelaar 1 tot het merkteken 2 tegenover het symbool staat. Als u de schakelaar loslaat, blijft de achter- ruitwisser werken. Bij sneeuwval of als het vriest, maakt u de voorruit (inclusief de centrale zone Bijzonderheid achter de binnenspiegel) en de achter-...
Pagina 82
BRANDstOFtANK (1/2) soort brandstof Gebruik brandstof van goede kwaliteit die overeenkomt met de normen die in elk land zijn vastgelegd. Dieselmotor Gebruik uitsluitend dieselbrandstof die overeenkomt met de indicaties op de sticker aan de binnenkant van het klepje A. Let er op dat bij het tanken geen water bij de brandstof komt.
BRANDstOFtANK (2/2) tanken van brandstof Benzinemotor Aanhoudende stank Gebruik uitsluitend ongelode benzine. Het van brandstof Benzinemotor octaangehalte (RON) moet overeen komen met de indicaties op de sticker in de tankdop- Schade die ontstaan is als gevolg van het In geval van een aanhoudende klep A.
INRIJDEN Benzinemotor Dieselmotor Rijd de eerste 1 000 km niet sneller dan 130 Laat de motor de eerste 1 500 km, niet snel- km/uur in de hoogste versnelling en laat de ler draaien dan 2 500 tr/min. Daarna kunt motor met niet meer dan 3 000 tot 3 500 tr/ u sneller rijden maar pas na 6 000 km zult min draaien.
Pagina 87
CONTACTSLOT Stand M: “Contact aan” Het contact staat aan. Stand D: “Starten” Indien de motor niet aanslaat, moet u de contactsleutel terug draaien tot de controle- lampjes uit gaan voor u opnieuw kunt star- ten. Laat de sleutel los zodra de motor aan- slaat.
STARTEN/STILZETTEN VAN DE MOTOR É Starten van de motor Stilzetten van de motor Dieselinspuiting Laat de motor stationair draaien en draai de Benzine-inspuiting Koude of halfwarme motor contactsleutel terug in de stand “stuurslot”. Warme of koude motor – Draai de sleutel door tot de “Startstand” D –...
Pagina 89
BIJZONDERHEDEN VAN DE BENZINEMOTOR Onder bepaalde omstandigheden, zoals: Indien u één van de hiervoor genoemde sto- ringen constateert, dient u uw auto zo spoe- – te lang doorrijden als het waarschuwings- dig mogelijk door een merkdealer te laten lampje brandstofreserve brandt; herstellen.
BIJZONDERHEDEN VAN DE uITVOERINgEN MET EEN DIESELMOTOR Toerental van de dieselmotor Voorzorgen in de winter De inspuitpomp van de dieselmotor heeft Om problemen bij vorst te voorkomen: een mechanische begrenzing die er voor – zorg dat de accu steeds goed geladen is, zorgt dat het afgestelde motortoerental –...
VERSNELLINgSHENDEL/STuuRBEKRACHTIgINg Stuurbekrachtiging Rijd nooit met een accu die niet genoeg ge- laden is. Snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging De snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging past de mate van bekrachtiging automatisch aan de snelheid waarmee u rijdt aan. Bij het parkeren is er veel bekrachtiging (voor meer comfort) en met het toenemen van de snelheid vermindert de bekrachtiging (voor een grotere veiligheid bij snel rijden).
HANDREM Vastzetten Trek omhoog. Controleer of de auto blijft stil- staan. Vrijzetten Trek de handgreep 1 iets omhoog waarna u de knop 2 indrukt en de handgreep omlaag duwt. Indien u de handgreep niet voldoende terug duwt, blijft op het instrumentenpaneel een Bij stilstaande auto kan het lampje branden.
TIPS voor zuinig rijden en minder luchtverontreiniging (1/3) Onderhoud Afstelling van de motor Door zijn ontwerp, door de fabrieksafstellin- gen en door zijn matig verbruik is uw auto Overtreding van de bepalingen inzake lucht- – ontsteking: de ontsteking hoeft niet te in overeenstemming met de wettelijke bepa- verontreiniging is strafbaar.
TIPS voor zuinig rijden en minder luchtverontreiniging (2/3) Controle van de uitlaatgassen – “Sportief” rijden kost brandstof: rijd daarom soepel en kijk ver vooruit. Het controlesysteem van de uitlaatgassen – Rem zo weinig mogelijk. Regel de snel- waarschuwt bij een storing in de werking van heid van de auto met het gaspedaal door de katalysator.
TIPS voor zuinig rijden en minder luchtverontreiniging (3/3) – Voor auto’s met airconditioning is een hoger brandstofverbruik normaal (vooral in stadsverkeer) als de airconditioning aanstaat. Voor auto’s met een aircondi- tioning zonder automatische werkstand, zet het systeem uit, als u het niet meer nodig hebt.
MILIEu Emissies Uw auto is ontwikkeld met een zo groot – De auto moet aan het eind van zijn be- mogelijke aandacht voor het milieu gedu- staan door een gespecialiseerd bedrijf Voor de gebruiksfase van de auto, is hij zo rende zijn gehele bestaan: bij zijn fabrica- worden gesloopt om te worden gerecy- ontworpen dat hij minder broeikasgassen...
ELEKTRONISCH STABILITEITS PROgRAMMA: ESP (1/2) Dit systeem helpt u de controle over de auto Als het ESP in werking is, knippert het te behouden in kritieke rijsituaties (uitwijken lampje A om u te waarschuwen. voor een obstakel, verlies van grip op de Als bij het starten van de motor dit controle- weg in een bocht, enz.) en voert daarbij een lampje oplicht met de boodschap “tractiecon-...
ELEKTRONISCH STABILITEITS PROgRAMMA: ESP (2/2) Buitengebruik stellen functie Deze functie wordt buiten gebruik gesteld door op de schakelaar 1 te drukken, het lampje A licht op om u te waarschuwen. Hierdoor wordt ook de tractiecontrole uit- geschakeld: de boodschap “tractiecontrole uitgeschakeld”...
TRACTIECONTROLE: ASR (1/2) Dit systeem helpt het slippen van de aange- Het systeem reageert ook door het toeren- dreven wielen te beperken en de auto bij het tal van de motor aan te passen aan de hoe- wegrijden of accelereren te controleren. veelheid grip onder de wielen, onafhankelijk van de mate waarin het gaspedaal wordt in- gedrukt.
Pagina 102
TRACTIECONTROLE: ASR (2/2) Buitengebruik stellen functie In sommige situaties (het rijden op heel zachte ondergrond: bijv. sneeuw, modder of het rijden met sneeuwkettingen), kan het systeem de kracht van de motor verminde- ren om het slippen te beperken. Als u dit niet wil, kan de functie buiten gebruik worden ge- steld door schakelaar 1 in te drukken.
NOODSTOPBEKRACHTIgINg Dit systeem is een aanvulling op het ABS dat zorgt voor het verminderen van de remweg van de auto. De werking van het systeem Het systeem herkent wanneer een noodstop wordt uitgevoerd. In zo’n noodsituatie ont- wikkelt de rembekrachtiging zijn maximale kracht en kan de regeling door het ABS in werking komen.
SNELHEIDSREgELAAR/-BEgRENZER: begrenzerfunctie (1/3) Ð Bedieningsknoppen Controlelampje 6 De snelheidsbegrenzer is een functie die u helpt om een door u gekozen maximum- 1 Hoofdschakelaar Aan/Uit. Dit controlelampje licht op het in- snelheid niet te overschrijden. strumentenpaneel op om aan te geven dat 2 Inschakelen, in het geheugen opslaan en Dit kan nuttig zijn, bijvoorbeeld in stadsver- de begrenzer in werking is.
SNELHEIDSREgELAAR/-BEgRENZER: begrenzerfunctie (2/3) Verandering van de ingestelde maximum snelheid Om de maximumsnelheid te verhogen drukt u een of een paar keer op de schakelaar 2; om de maximumsnelheid te verlagen ge- bruikt u de schakelaar 3 (-). Sneller rijden dan de ingestelde snelheid Noodsituaties Het blijft altijd mogelijk de ingestelde maxi-...
SNELHEIDSREgELAAR/-BEgRENZER: begrenzerfunctie (3/3) Onmogelijkheid om de ingestelde maximum snelheid vast te houden Als onder bepaalde rijomstandigheden (bij- voorbeeld in het geval van een steile afda- ling) de gekozen snelheid niet gehandhaafd kan worden door het systeem, knippert de ingestelde snelheid op het instrumentenpa- neel om u te waarschuwen.
SNELHEIDSREgELAAR/-BEgRENZER: regelaarfunctie (1/4) Deze functie is een extra hulp tijdens het rijden. Deze functie neemt niet de taak van de be- stuurder over. U moet zich te allen tijde houden aan de voorgeschreven snelheid en blijven Bedieningsknoppen De snelheidsregelaar is een functie die u opletten (u moet altijd klaar zijn om te helpt de door u gekozen rijsnelheid op een 1 Hoofdschakelaar Aan/Uit.
SNELHEIDSREgELAAR/-BEgRENZER: regelaarfunctie (2/4) Het rijden Als een snelheid in het geheugen is vastge- legd en de regeling ingeschakeld is, kunt u uw voet van het gaspedaal nemen. Let op, het is toch raadzaam de voeten dichtbij de pedalen te houden om te kunnen ingrijpen bij noodsituaties.
SNELHEIDSREgELAAR/-BEgRENZER: regelaarfunctie (3/4) Sneller rijden dan de gekozen snelheid Noodsituaties U kunt de snelheid van de auto altijd ver- hogen door het gaspedaal in te drukken. Gedurende het overschrijden knippert de ingestelde snelheid op het instrumentenpa- neel. Vervolgens laat u het gaspedaal los en zal de auto met de oorspronkelijk ingestelde snelheid doorrijden.
SNELHEIDSREgELAAR/-BEgRENZER: regelaarfunctie (4/4) Opnieuw inschakelen van de ingestelde snelheid Als een snelheid in het geheugen is opge- slagen, kunt u deze oproepen door te druk- ken op de schakelaar 5 (R) (de boodschap “Regelaar” verschijnt op het instrumen- tenpaneel) als u sneller rijdt dan ongeveer 30 km/u en als de verkeersomstandigheden dat toelaten (drukte, staat van het wegdek, weersomstandigheden, enz.).
AuTOMATISCHE TRANSMISSIE (1/4) Stand automatisch Zet de selecteurhendel 1 in stand D. U hoeft de selecteurhendel niet meer te ver- plaatsen. Er wordt automatisch geschakeld in overeenstemming met de belasting van de auto, de hoeveelheid gas die u geeft en de helling van de weg.
AuTOMATISCHE TRANSMISSIE (2/4) Accelereren en inhalen Stand handgeschakeld Druk het gaspedaal snel en diep in (voorbij Met de selecteurhendel 1 in stand D, be- het zware punt van het pedaal). weegt u deze naar links (schakelen met de Hierdoor wordt, binnen de mogelijkhe- selecteurhendel).
AuTOMATISCHE TRANSMISSIE (3/4) – Bij een auto zonder tractiecontrole : op een glad wegdek of bij weinig grip, selec- teert u om te voorkomen dat de wielen doorslippen, handmatig de tweede ver- snelling voordat u start. Parkeren van de auto Als de auto stilstaat, houdt u het rempedaal ingedrukt en zet u de selecteurhendel in stand P (parkeren): de transmissie staat in...
VERSNELLINgSBAK QuICKSHIFT (1/5) Selecteurhendel 1 Display A/M veranderen van de werkstand (auto- 2 automatische werking matisch/handbediend) 3 weergave van de versnellingen ▲ opschakelen 4 controlelampje rempedaal indrukken ▼ terugschakelen 5 sneeuwstand N neutraal R achteruitversnelling Het oliepeil van het reservoir van de ge- robotiseerde versnellingsbak varieert, Om veiligheidsredenen mag u afhankelijk van het gebruik.
Pagina 116
VERSNELLINgSBAK QuICKSHIFT (2/5) Wegrijden Inschakelen van neutraal Rempedaal ingedrukt (het controlelampje 4 Het display toont N (neutraal) en A (automa- licht op als u dit vergeet), geef een impuls tische werking). naar rechts. Vooruit rijden – Voet op het rempedaal, geef een impuls Stand automatisch naar voren of naar achteren tegen de se- Bij het aanzetten van het contact, wordt...
VERSNELLINgSBAK QuICKSHIFT (3/5) Veranderen van de werking Stand handgeschakeld U kunt op ieder moment de werkstand ver- gebruik van de selecteurhendel anderen door een impuls naar links tegen Door de hendel even te verplaatsen, kunt u de hendel. Hierdoor wordt niet overgescha- handmatig de versnellingen bedienen.
Pagina 118
VERSNELLINgSBAK QuICKSHIFT (4/5) Accelereren en inhalen Om een maximaal vermogen van de auto te krijgen, bij automatische of handbediende werking, drukt u het gaspedaal diep in voor- bij het zware punt. Hierdoor wordt, binnen de mogelijkheden van de motor, teruggeschakeld naar de opti- male versnelling.
PARKEERHuLP De werking van het systeem Ultrasoondetectors zijn aangebracht in de achterbumper van de auto en meten de af- stand tussen de auto en een obstakel tijdens het achteruitrijden. Deze meting vertaalt zich in geluidssignalen waarvan de frequentie toeneemt naarmate het obstakel dichterbij komt, totdat het een continu geluid wordt als het obstakel onge- veer 30 cm van de auto verwijderd is.
PARKEERHuLP (vervolg) Bij een storing Als het systeem een storing ontdekt, klinkt bij het inschakelen van de achteruitver- snelling gedurende ongeveer 5 secondes een geluidssignaal om u te waarschuwen. Raadpleeg een merkdealer. Permanente uitschakeling van het systeem Het systeem kan permanent worden uitge- schakeld door de schakelaar 1 langer dan ongeveer drie secondes in te drukken.
VENTILATIEROOSTERS (vervolg) Gebruik, in geval van stankoverlast in de auto, alleen speciaal hiervoor bestemde middelen. Raadpleeg een merkdealer. Hoeveelheid lucht Richting Verdraai de knop 1 of 3 voorbij het zware Rechts/links: verplaats de schuifknoppen 2 punt. of 4. Omhoog/omlaag: richt de schuifknoppen 2 : helemaal open.
VERWARMING, AIRCONDITIONING (1/4) Bedieningsknoppen E Schakelaar en controlelampje van de achterruitverwarming en van de ver- warmde buitenspiegels (afhankelijk A Regeling van de luchtverdeling in het van de auto). interieur. F Schakelaar en controlelampje van de B Regeling van de temperatuur. airconditioning (afhankelijk van de auto).
VERWARMING, AIRCONDITIONING (2/4) De lucht wordt voornamelijk naar de voetenruimtes geleid. De lucht wordt naar alle ventilatie- roosters en de voetenruimtes voor geleid. Deze stand wordt aangeraden voor het be- reiken van het hoogste comfort bij warm weer. ô De lucht wordt voornamelijk naar de ventilatieroosters geleid.
VERWARMING, AIRCONDITIONING (3/4) Regeling van de temperatuur Draai knop B afhankelijk van de gewenste temperatuur. Hoe verder de aanwijzer in het rode gedeelte staat, hoe hoger de tempera- tuur. In- en uitschakelen van de airconditioning Toets F zorgt voor het inschakelen (controle- lampje brandt) of het uitschakelen (controle- lampje is uit) van de airconditioning.
VERWARMING, AIRCONDITIONING (4/4) Achterruitverwarming Draaiende motor, druk op de toets E. Het controlelampje licht op. De achterruit wordt nu snel ontwasemd en de buitenspiegels worden verwarmd (afhan- kelijk van de uitvoering). Om deze functie uit te schakelen, drukt u opnieuw op de toets E. De verwarming schakelt na enige tijd auto- matisch uit.
THERMOSTATISCH GEREGELDE AIRCONDITIONING 12 Achterruitverwarming en verwarmde bui- tenspiegels (afhankelijk van de auto). 13 Controlelampje van de achterruitver- warming. 14 Bedieningsknop van de luchtkringloop. Informatie en tips voor gebruik Raadpleeg het eind van de paragraaf “Verwarming/airconditioning”. Bedieningsknoppen 5 Display. 6 Inschakelen van de automatische wer- 1 Toets “helder zicht”...
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (vervolg) – druk op de toets 7 om de temperatuur te verhogen; – druk op toets 4 om de temperatuur te ver- lagen. N.B.: Als de uiterste waardes “15 °C” of “27 °C” zijn ingesteld, levert het systeem, onge- acht de omstandigheden, maximale koude of warmte.
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (vervolg) Temperatuur: automatische Veranderen van de automatische werking (vervolg) werking De normale werking van het systeem is Werking de automatische werking ( controlelampje Om de ingestelde temperatuur te bereiken AUTO brandt), maar u kunt de door het sys- en een goed zicht te handhaven, gebruikt teem gemaakte keuze veranderen (verde- het systeem de volgende elementen:...
Pagina 133
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (vervolg) De lucht wordt naar alle ventilatie- roosters en de voetenruimtes geleid. De lucht wordt voornamelijk naar de voetenruimtes geleid. õ Verdeling van de lucht in het Alle lucht wordt naar de voorruit en de roosters aan de zijkanten van interieur het dashboard geleid.
Pagina 134
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (vervolg) Wijzigen van de ventilateursnelheid Normaal zorgt het systeem automatisch voor de juiste ventilateursnelheid om de ingestelde temperatuur te bereiken en te handhaven. Door op de toetsen 9 en 11 te drukken, scha- kelt u de automatische werkstand uit. U kunt met deze toetsen de ventilateur snel- ler en langzamer laten draaien.
Pagina 135
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (vervolg) Achterruitverwarming Om deze functie uit te schakelen, drukt u opnieuw op de toets 12. De verwarming Bij draaiende motor, drukt u op de toets 12. schakelt na enige tijd automatisch uit. Het controlelampje 13 licht op. De achterruit wordt nu snel ontwasemd en de buitenspiegels worden verwarmd (afhan- kelijk van de uitvoering).
Pagina 136
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (vervolg) N.B.: als u het geluid van de ventilatie als hinderlijk ervaart, kunt u de ventilateursnel- heid verminderen met toets 11. Om deze functie te verlaten, drukt u ofwel: – opnieuw op toets 1, – op toets 6 (het controlelampje AUTO op het display licht op).
THERMOSTATISCHE AIRCONDITIONING (vervolg) Afsluiten van de buitenlucht Bij langdurig gebruik van deze stand kunnen de ruiten aan de binnenkant beslaan of weer Een druk op toets 14 schakelt de kringloop- aanvriezen. Ook zal het in de auto, door stand in (het symbool op het display licht gebrek aan frisse lucht, kunnen gaan stin- op).
AIRCONDITIONING: informatie en tips voor het gebruik Stop niets in het ventilatiecir- cuit van de auto (bijvoorbeeld in geval van stank, enz.). Risico van explosie of brand. Bij een storing Raadpleeg bij een storing altijd uw merk- dealer. Verbruik – Minder goede werking van ont- dooien, ontwasemen of aircondi- Het is normaal dat het brandstofverbruik tioning.
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING Zitplaats voorpassagier Plaatsen achter Contact aan: Gebruik de schakelaar 6. Gebruik de schakelaar 7. Druk op de betreffende schakelaar om hem te laten zakken tot de gewenste hoogte (N.B.: de achterruiten kunnen niet helemaal Veiligheid inzittenden achter omlaag). De bestuurder kan de werking van de ruitbediening achter en afhankelijk van de Trek de schakelaar van de betreffende ruit auto, van de achterportieren toestaan door op de schakelaar 4 te drukken.
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING MET SNELTOETS (1/2) Verantwoordelijkheid van de bestuurder Laat uw sleutel of afstandsbe- diening nooit, zelfs niet even- Dit is een aanvulling op de elektrische ruit- tjes, in de auto liggen als u de auto ver- bediening die hiervoor is beschreven. Leg nooit iets op de bovenkant van een laat en er een kind (of dier) in de auto Indien in de auto aanwezig, werkt deze op...
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING MET SNELTOETS HANDBEDIENDE RUITEN (2/2)/ Werking van de sneltoets Werking zonder sneltoets functie – Druk de betreffende schakelaar kort en helemaal in: de ruit gaat in één keer – Druk de betreffende schakelaar naar be- geheel omlaag. neden om de ruit omlaag te laten gaan, laat de schakelaar los als de ruit op de –...
ELEKTRISCH BEDIEND OPEN DAK Bedien nooit het open dak als het gor- dijn dicht is. Rijd nooit met open dak en dicht gordijn. Kantelen van het open dak Het systeem kan gebruikt worden: Verantwoordelijkheid van de – contact aan, bestuurder –...
ELEKTRISCH BEDIEND OPEN DAK (vervolg) Storing bij het sluiten van het Voorzorgsmaatregelen voor het open dak gebruik Controleer in dat geval of er geen obstakel – let op dat het dak goed gesloten is als u is. Draai knop 2 in stand 0, druk daarna op de auto verlaat;...
ZONNEKLEPPEN Zonneklep voor Communicatiespiegel 3 Zonnegordijnen zijkant A en B Zet een van de zonnekleppen 1 omlaag. Trek het lipje 5 naar de voorzijde en het lipje 6 naar de achterzijde van de auto tot elk van hen in de hiervoor bestemde uitspa- Make-up spiegels ring 4 en 7 komt.
BINNENVERLICHTING Leesspots (afhankelijk van auto) Druk op de schakelaar 1 voor de bestuur- der,3 voor de voorpassagier. Binnenlicht Verlichting van de vloerluiken onder bestuurder en passagier 4 Druk op de schakelaar 2. (afhankelijk van auto) U krijgt: – een constant brandende verlichting; Verlichting bagageruimte –...
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (1/5) Opbergruimte in voorportieren 1 Opbergruimtes bij voeten Brilhouder 3 bestuurder en passagier 2 Let op dat er geen harde, zware of scherpe voorwerpen Laat geen spullen op de vloer in de “open” bergruimtes ge- (bij de bestuurder) liggen. In plaatst zijn, zodat zij tegen de geval van plotseling remmen inzittenden geslingerd kunnen worden...
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (2/5) Dashboardkastje 4 Klem 5 Bergruimte van de middenconsole 6 Afhankelijk van de auto heeft dit een deksel. Hierin kunt u kaartjes (bijvoorbeeld van een tolweg) bevestigen. Hierin passen de losse asbak, blikjes, enz. Let op bij het accelereren of het rijden in een bocht, dat de inhoud van de beker of het blikje niet over de rand stroomt.
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (3/5) Passagiersstoel met Lade onder voorstoelen 8 Handgreep 10 ingebouwde opbergruimte 7 Hieraan kan men zich vasthouden tijdens Om bij de opbergruimte te kunnen komen, het rijden. Gebruik deze niet bij het in- of uit- Opbergruimte in achterportier 9 trekt u het lipje aan de achterkant van de zit- stappen.
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (4/5) Dashboardkastje 11 Opbergvakken in voorstoelen 14 Afhankelijk van de uitvoering wordt dit dash- boardkastje, gelijk het interieur van de auto, Om dit te openen, trekt u aan de hand- geventileerd en gekoeld door de airconditi- greep 12. oning.
OPBERGRUIMTES, INDELING INTERIEUR (5/5) Tafeltjes achter 15 Opbergruimte dakpaneel 16 Trek ze omhoog in de horizontale stand. Gebruik de tafeltjes alleen als de auto stil- staat. – Laat de deksels van de berg- ruimte altijd gesloten tijdens het rijden: – risico van verwondingen bij plotseling remmen of bij een onge- luk;...
ASBAKKEN - AANSTEKER Aansteker 2 Als het contact aan staat, drukt u de aan- steker 2 in. Zodra hij heet is komt hij met een klikje terug. Trek hem los. Plaats hem na gebruik in de houder zonder hem er helemaal in te drukken.
VASTE ACHTERBANK (1/2) Zitkussen naar voren klappen Rugleuning neerklappen Voor het vervoeren van grote voorwerpen kunnen de rugleuning en het zitkussen Trek de voorkant van het kussen A van de Afhankelijk van de auto, kan deze in zijn worden weggeklapt. bank tot aan de aanslag.
VASTE ACHTERBANK (2/2) Rugleuning weer omhoog zetten Ga in omgekeerde volgorde te werk. Zet de rugleuning weer omhoog en klik deze vast tegen zijn steun. Zorg dat tijdens het bewegen van de achterstoelen, er niets het verankeren kan hinderen (lichaamsdeel, dier, steentje, Zitkussen omhoog zetten Druk vervolgens op de voorkant 3 van het doek, speelgoed, enz.).
VERSCHUIFBARE ACHTERBANK (1/3) Naar voren of naar achteren schuiven Voor het ontgrendelen van de bank: – aan de voorkant, trek een van de beu- gels 1 omhoog; – pak aan de achterkant de stangen van de handgreep 2 en beweeg ze naar elkaar toe.
VERSCHUIFBARE ACHTERBANK (2/3) Rugleuningen neerklappen De bank kan naar beneden geklapt worden om grote voorwerpen te vervoeren. Bijzonderheid achterbank “triptic” Als van de achterbank met twee zitplaatsen de grote rug- Deze moet in de stand voor drie zitplaatsen leuning B is neergeklapt, dan staan (raadpleeg de paragraaf “Achterbank is het niet toegestaan de zit- triptic”...
VERSCHUIFBARE ACHTERBANK (3/3) Om de bank neer te klappen Terugplaatsen van de bank De autogordels zijn niet aan Achterbank triptic de bodemplaat bevestigd. – Laat de bank zakken tot hij vergrendelt; Deze moet in de stand voor drie zitplaatsen Controleer voor uw veiligheid, –...
ACHTERBANK TRIPTIC Instellen als bank met twee Instellen als bank met drie Deze bank is verschuifbaar en kan, naast de mogelijkheden die op de vorige bladzijde zitplaatsen zitplaatsen zijn beschreven, geconfigureerd worden – til het middengedeelte 1 van de bank op; –...
ACHTERKLEP Openen Sluiten Bij een storing Druk op de knop 1 en til de achterklep op. Trek de achterklep het eerste stuk naar be- Bij een elektrische storing, kunt u de achter- neden aan de handgrepen 2. klep met de hand van binnenuit openen. –...
HOEDENPLANK VAN DE BAGAGERUIMTE Tafeltje A Auto met soepele afdekking B Auto met vaste afdekplaat C Verwijderen: Deze zit vast met klittenband: maak hem los Trek de hoedenplank omhoog. – Maak de twee koordjes 2 los; van de rugleuning van de achterbank om Bij het terugplaatsen gaat u in omgekeerde –...
INDELING BAGAGERUIMTE Plaats voor bevestigingshaken Band Haak in de bagageruimte 3 Afhankelijk van de auto, kunnen deze ge- Afhankelijk van de auto, kan deze band een Afhankelijk van de auto, kunnen er maxi- bruikt worden voor het vervoeren in de baga- fles enz.
VERVOER VAN BAGAGE Als u voorwerpen op de neergeklapte rug- Let er bij het vervoer op dat de voorwer- leuning wilt plaatsen, met de bank in stand pen met hun langste zijde steunen tegen 3 zitplaatsen, verwijdert u eerst de hoofd- ofwel: steunen voordat u de rugleuning neerklapt.
DAKDRAGERS Bij het monteren van de dakdragers, ver- vangt u de afsluitbouten door de bouten van de steun die geleverd worden met de dak- dragers. Bevestigingspunten vrijmaken Open de portieren. Achter het rubber 2 be- vinden zich de afsluitbouten 1 die de ruimtes beschermen voor de bouten van de steun.
Pagina 163
FIETSDRAGER VÉLOFIX Bevestigingspunten vrijmaken Wip de dop aan elke kant van de achterbum- per los. Raadpleeg uw merkdealer als uw auto geen doppen 1 heeft. Voor de auto’s die hiermee uitgerust zijn, is de achterbumper voorzien van twee kleppen met daarin de bevestigingspunten voor de fietsdrager en een elektrisch stopcontact 2 onder de auto.
MOTORKAP (1/2) Veiligheidshaak van de Motorkap openen Trek aan de handgreep 1 om hem te openen. motorkap Trek de motorkap zover mogelijk omhoog, maak de steun 4 los uit de klem 5 en plaats Om deze te openen duwt u het lipje 2, naar hem in de uitsparing 3 van de motorkap en links en tegelijkertijd tilt u de motorkap op.
MOTORKAP (2/2) Sluiten van de motorkap Controleer voordat u de motorkap sluit of er geen gereedschap of andere voorwerpen in de motorruimte zijn achtergebleven. Voor het weer sluiten van de motorkap, plaatst u de steun 4 in de bevestiging 5. Pak de motorkap in het midden vast en laat hem van een hoogte van 30 cm dichtvallen.
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: algemeen Iedere motor verbruikt wat olie voor het De blokjes op het display geven het peil aan. smeren en koelen van de bewegende delen Zij verdwijnen naarmate het peil daalt en in de motor. Het is daarom normaal dat u worden vervangen door een streepje.
Pagina 169
OLIEPEIL VAN DE MOTOR: algemeen (vervolg) Als u het peil heeft gelezen, vergeet dan niet de peilstaaf tegen de aanslag terugplaatsen Als het peil abnormaal of herhaaldelijk of de peildop geheel vast te draaien. daalt, moet u uw merkdealer raadple- gen.
OLIEPEIL VAN DE MOTOR : (bij)vullen (1/2) (Bij)vullen – Draai de dop 1 los; – vul bij. Het verschil tussen het hoogste en De auto moet horizontaal staan en de motor Controleer bij werkzaamheden het laagste peil op de peilstaaf 2 is (af- moet koud zijn (bijvoorbeeld voordat u ‘s onder de motorkap, of de scha- hankelijk van de motor) ongeveer 1,5 tot...
OLIEPEIL VAN DE MOTOR : (bij)vullen (2/2) /MOTOROLIE VERVERSEN Motorolie verversen Interval: raadpleeg het onderhoudsdocu- Om spatten te voorkomen, adviseren ment van uw auto. wij een trechter te gebruiken bij het (bij) Gemiddelde inhoud bij verversen vullen van olie. met inbegrip van het oliefilter. (ter informatie) Motor 1.2 16V: 4,0 liter Motor 1.2 16V TCE: 4,0 liter...
Pagina 172
PEILEN (1/3) Regelmatige controle van het peil Interval voor het vervangen Controleer regelmatig het peil van de Raadpleeg het onderhoudsdocument van koelvloeistof (de motor kan ernstig bescha- uw auto. digen door een gebrek aan koelvloeistof). Vul uitsluitend bij met door onze technische dienst goedgekeurde producten die zorgen voor: –...
PEILEN (2/3) Peil 2 Vullen Het is normaal dat het remvloeistofpeil daalt Na werkzaamheden aan het hydraulische met het slijten van de remblokken, maar het circuit moet de remvloeistof worden vervan- mag nooit beneden het merkteken “MINI” gen door een deskundige. komen.
PEILEN FILTERS (3/3)/ Filters Het vervangen van de filters (luchtfilter, inte- rieurfilter, brandstoffilter) maakt deel uit van het onderhoudsprogramma van uw auto. Interval voor het vervangen van de fil- ters: raadpleeg het onderhoudsdocument van uw auto. Reservoir ruitensproeiers/ Vloeistof Koplampsproeiers Product voor ruitensproeiers (‘s winters met speciale antivries).
BANDENSPANNING E: bandenspanning van de voorwielen op autosnelweg. F : bandenspanning van de achterwielen op de autosnelweg. Bijzonderheid vol belaste auto (maximaal toegelaten totale massa) en met een aan- hangwagen: er geldt een maximale snel- heid van 100 km/uur en de bandenspanning moet worden verhoogd met 0,2 bar.
ACCU Vervangen van de accu Omdat dit een ingewikkelde ingreep is, advi- seren wij dit over te laten aan uw merkdea- ler. De accu 1 is onderhoudsvrij. Sticker A Houd u aan de indicaties op de accu: – 2 open vuur en roken verboden; –...
ONDERhOUD VAN DE CARROSSERIE (1/2) Wat u niet moet doen Wat u moet doen Een goed onderhouden auto gaat langer mee. Daarom wordt aangeraden de buiten- Ontvet of reinig de mechanische delen (bijv. Was uw auto regelmatig, met de motor uit, kant van de auto regelmatig te onderhou- de motorruimte), bodemplaat, scharnie- met door onze technische diensten gese-...
ONDERhOUD VAN DE CARROSSERIE (2/2) Bijzonderheid van auto’s met Rijden door een wasstraat Houd rekening met lokale voorschriften inzake het wassen van een auto (bv. niet op matte lak Zet de schakelaar van de ruitenwissers in de de openbare weg). stand Uit (raadpleeg hiervoor de paragraaf Voor dit type lak moeten bepaalde voor- Houd bij het rijden op pas geasfalteerde...
ONDERhOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (1/2) Ruiten van instrumenten Textiel (stoelen, Een goed onderhouden auto gaat langer mee. Daarom wordt aangeraden de binnen- deurbekleding ...) (bv. van het dashboard, het klokje, de bui- kant van de auto regelmatig te onderhou- tenthermometer, het radiopaneel ...) Stofzuig het textiel regelmatig.
Pagina 180
ONDERhOUD VAN DE BINNENBEKLEDING (2/2) Verwijderen/terugplaatsen Wat u niet moet doen van oorspronkelijk in de auto Het wordt met kracht ontraden om voorwer- aangebrachte afneembare pen met deodorant, parfum enz., bij de ven- uitrusting tilatieroosters te plaatsen omdat deze de bekleding van het dashboard kunnen aan- Als u afneembare uitrusting moet verwijde- tasten.
Pagina 181
Hoofdstuk 5: Praktische tips Lekke band ................Reservewiel .
Lekke band, reservewieL (1/4) in geval van een lekke band, heeft u, afhankelijk van de auto, de beschikking over: Een reservewiel of een oppompset voor de banden (raadpleeg de volgende bladzijdes). Laat het reservewiel regelmatig door uw dealer controleren. Na verloop van tijd kan het door veroudering onbruikbaar worden.
Pagina 183
Lekke band, reservewieL (2/4) Het reservewiel bevindt zich onder de auto. – zet de moer 4 linksom los tot hij hele- – trek het wiel naar u toe; maal omhoog is gekomen, plaats daarna – Open de achterklep; – laat het wiel plat liggen, maak de kabel 6 de handpalm op zone B van de hand- los uit zijn houder 7;...
Pagina 184
Lekke band, reservewieL (3/4) Om een wiel opnieuw te installeren Na het verwisselen van een wiel, legt u het Ga achter de auto staan en trek aan hand- gedemonteerde wiel op de houder 9, met greep 5 om het wiel omhoog te brengen tot Hiervoor moet de kabel zijn afgerold.
Lekke band, reservewieL (4/4) n.b.: als de gereedschapset niet vergren- Als de lekke band breder is deld wordt, controleer dan of de moer 4 dan het reservewiel, en u de vastzit en of de handgreep 5 goed op zijn lekke band op de plaats van plaats zit.
POMPseT vOOr de banden (1/3) Gebruik de pompset niet als de De set is uitsluitend bestemd band beschadigd is door het en goedgekeurd voor het op- rijden met een lekke band. pompen van banden van een auto die met deze set uitgerust Controleer dus zorgvuldig de zijkant van de banden voor het repare- ren.
Pagina 187
POMPseT vOOr de banden (2/3) draaiende motor, parkeerrem vastgezet, – na maximaal 15 minuten stopt u het pompen om de spanning af te lezen (op – rol de slang van de fles uit; de manometer 6). – sluit de slang 4 van de compressor aan nb: terwijl de fles leegloopt (ongeveer bij de toevoer van de fles 6;...
Pagina 188
POMPseT vOOr de banden (3/3) voorzorgsmaatregel bij het – Plak het etiket met de rijvoorschriften op een voor de bestuurder zichtbare plaats gebruik van de set op het dashboard; de set mag niet langer dan 15 minuten aan- – Berg de set op. eengesloten gebruikt worden.
GereedsCHaP sierdopsleutel 5 of 6 Hiermee kunt u de wieldoppen verwijderen. krik 7 Voordat u de krik weer terug plaatst, brengt u hem weer in de oorspronkelijke stand. Laat nooit gereedschap in de auto rondslingeren. Dit is ge- vaarlijk als u plotseling moet remmen.
Pagina 190
wieLdOP – wieL wieldop model 1 wieldop model 4 Steek het haakje van de wieldopsleutel 2 Maak deze los met behulp van de wieldop- (opgeborgen bij het gereedschap) in de ope- sleutel 6 (opgeborgen bij het gereedschap) ning dichtbij het ventiel 3. door de sleutel 6 in de uitsparing 5 te steken.
verwisseLen van een wieL (1/2) – ga door met vastzetten om de onderkant van de krik goed neer te zetten (hij moet verticaal onder de auto staan en in één lijn staan met de kop van de krik A); – draai de zwengel een paar slagen tot het wiel vrijkomt van de grond;...
Pagina 192
verwisseLen van een wieL (2/2) – draai de wielbouten geheel los en neem het wiel van de naaf; – plaats het reservewiel op de naaf en draai het wiel rond tot de gaten voor de wielbouten samenvallen met die van de naaf;...
banden (1/3) veiligheid van de banden – - Als het loopvlak van een band tot aan deze stiften is weggesleten, worden ze zicht- wielen baar bij 2: u moet dan deze band laten ver- De banden vormen de enige verbinding vangen, omdat er dan nog slechts 1,6 mm tussen de auto en het wegdek, het is daarom profiel overblijft, waardoor ze op een...
banden (2/3) bandenspanning reservewiel Controleer de spanning bij koude banden, houd geen rekening met een hogere waarde Het toepassen van de juiste bandenspan- Zie de paragrafen “reservewiel” en “verwis- bij warm weer of na een snel gereden rit. ningen zijn van groot belang (ook die van selen van een wiel”...
Pagina 195
banden (3/3) de banden in de winter – winterbanden Voor een optimale grip van uw auto – sneeuwkettingen raden wij u aan deze banden op alle vier sneeuwkettingen mogen uitsluitend wielen te monteren. rond de voorwielen worden gelegd. Let op: op deze banden staan soms: Als een te grote bandenmaat is gemon- –...
HaLOGeenkOPLaMPen: vervangen van een lamp richtingaanwijzer Draai de kap B een kwart slag om bij de lamp te komen. Lamptype: PY21w. Vervang de lamp. Vergeet niet, na het vervangen van de lamp, de kap terug te plaatsen. Markeringslicht voor Door hun beperkte toegankelijkheid (soms is het nodig om organen van de carrosse- Verwijder de kap A en maak de lamphou- rie of mechanische organen te demonteren),...
Pagina 197
HaLOGeenkOPLaMPen: vervangen van een lamp (vervolg) dimlicht/Grootlicht Monteer de stekker 4 of 6. raak het lampglas niet aan. Houd de Verwijder het kapje C of D. lamp vast aan de metalen voet. Maak de stekker 4 of 6 los van de betref- Plaats het klemmetje 3 of 7 terug en daarna fende lamp.
kOPLaMPen: mistlicht voor/extra lampen extra lampen Vraag een merkdealer advies indien u extra lampen (mistlichten of verstralers) op uw auto wilt monteren. Mistlichten aan de voorzijde 1 auto met bochtlichten 2 Omdat soms beschermingen (bumper) ge- Door hun beperkte toegankelijkheid (soms demonteerd moeten worden, adviseren is het nodig om organen van de carrosse- wij het vervangen van de lampen over te...
LaMPen aCHTer en ZiJkanT: vervangen van een lamp (1/2) richtingaanwijzer/ Maak van buitenaf de achterlichten vrij door 3 remlicht ze naar achteren te trekken. Lamp P21 W. markeringslicht en remlicht Maak de lamphouder los door de twee klem- Na het openen van de achterklep, opent u 4 richtingaanwijzer metjes 2 in te duwen, om bij de lampen te de klep van het betreffende licht.
LaMPen aCHTer en ZiJkanT: vervangen van een lamp (2/2) derde remlicht 8 kentekenverlichting 9 Zijknipperlichten 10 Raadpleeg een merkdealer. Maak het lamphuis 9 los door tegen het lipje Maak het zijknipperlicht met een kleine te drukken. schroevendraaier los. Maak het kapje los van het lamphuis zodat u Draai de lamphouder een kwart slag en bij de lamp kunt komen.
binnenverLiCHTinG: vervangen van een lamp (1/2) binnenlicht verlichting van vloerluiken 2 Maak de lichtkap met een kleine schroeven- Maak het lamphuis met een kleine schroe- draaier los. vendraaier los. Maak de betreffende lamp vrij. Draai de lamphouder een kwart slag en haal de lamp eruit.
Pagina 202
binnenverLiCHTinG: vervangen van een lamp (2/2) verlichting bagageruimte Druk tegen het lipje 4 zodat de lamphouder vrijkomt en u het lampje 5 kunt vervangen. Maak met een kleine schroevendraaier het lamphuis 3 los door de twee lipjes aan Lamptype: buislampje C5w. weerskanten van het lamphuis in te drukken.
ZekerinGen (1/2) Zekeringkastje Maak de zekering los met behulp van het tangetje 1 dat zich op het deksel bevindt. Controleer de staat van de zekeringen als U kunt de zekering uit het tangetje schui- een elektrisch apparaat niet werkt. ven. Maak de klep A of B los (afhankelijk van de Gebruik niet de ongebruikte plaatsen op de auto).
Pagina 204
ZekerinGen (2/2) bestemming van de zekeringen (afhankelijk van de uitvoering) Bepaalde functies worden beschermd door zekeringen in de motorruimte. symbool bestemming symbool bestemming Vanwege de moeilijke bereikbaarheid, advi- Vergrendeling van de seren wij het vervangen van deze zekerin- Handbediende portieren en ruitbediening gen over te laten aan een merkdealer.
aCCU: storing (1/3) Om vonkvorming te voorkomen: – Controleert u of alle stroomverbruikers zijn uitgeschakeld voordat u de accu- klemmen losmaakt of aansluit. – Schakelt u de acculader uit voordat u deze op de accu aansluit of ervan los- maakt. –...
Pagina 206
aCCU: storing (2/3) aansluiting van een acculader – Het is normaal dat de capaciteit bij lage Als u de auto langere tijd, vooral in de winter, temperatuur afneemt. Gebruik in de niet gebruikt, maak dan de accukabels los, de acculader moet geschikt zijn voor een winter niet meer stroomverbruikers dan u of laat de accu regelmatig bijladen.
Pagina 207
aCCU: storing (3/3) starten met starthulpkabels Start de motor op de normale wijze. Maak, zodra hij draait, de kabels A en B in omge- Sluit de starthulpkabels als volgt aan tussen keerde volgorde (4-3-2-1) los. de twee auto’s: Controleer of de starthulpkabels, verkrijg- baar bij uw merkdealer, dik genoeg zijn en in goede staat verkeren.
FM-aFsTandsbedieninG: batterijtje afstandsbedieningen A en B n.b.: raak bij het vervangen van het batte- rijtje niet de elektronische printplaat in het deksel van de sleutel aan. vervangen van het batterijtje Draai de schroef 1 los. Open de afstands- bediening met een muntje via de gleuf 2, en vervang de batterij 3.
radiO inbOUwen inbouwplaats voor de radio 1 Hoge tonen luidspreker Luidsprekers in de portieren (tweeters) Wip het afdekplaatje los. Hierachter bevin- Wip het rooster 3 met een kleine schroeven- den zich de aansluitingen voor: de antenne, draaier los, hierachter vindt u de luidspreker- Wip het rooster 2 met een kleine schroeven- de voedingen + en –, en de luidsprekerbe- bedrading.
Pagina 210
aCCessOires elektrische en elektronische accessoires Controleer voordat u dit type accessoire installeert of dit compatibel is met uw auto. Vraag advies aan een merkdealer. Sluit alleen accessoires aan met een vermogen van maximaal 120 watt. risico van brand. Wijzig niet zelf de bedrading van de auto want door een verkeerde aansluiting kunnen de elektrische installatie en/of de erop aangesloten or- ganen worden beschadigd.
rUiTenwisserbLaden Let op de staat van de ruitenwisserbla- den. Hun levensduur hangt van u af: – reinig de bladen, de voorruit en de achterruit regelmatig met water met zeep; – gebruik ze niet als de voorruit of ach- terruit droog zijn; –...
sLePen: pech Toegang tot de sleeppunten Maak het kapje 3 of 5 los met een platte schroevendraaier. schroef het sleepoog 1 zo ver mogelijk vast: eerst met de hand en daarna met de wielmoersleutel. Het sleepoog 1 en de wielmoersleutel zijn opgeborgen onder de mat van de bagage- ruimte in de gereedschapset (raadpleeg pa- ragraaf “gereedschapset”...
sLePen: pech (vervolg) slepen van een auto met een Het slepen van een auto met automatische transmissie Quickshift versnellingsbak wanneer de motor niet draait, wordt de Met ingeschakelde versnelling: automatische transmissie niet meer ge- – contact aan, selecteer de neutrale stand smeerd;...
Pagina 214
vervOer van vOOrwerPen: trekhaak A: 614 mm (normaal chassis) A: 681 mm (lang chassis) kogeldruk, maximaal toegelaten mas- sa’s van geremde en ongeremde aan- hangwagens: raadpleeg hoofdstuk 6, paragraaf “Massa’s”. Indien de trekhaakkogel de nummer- Raadpleeg het montagevoorschrift van plaat of de mistlamp achteraan aan het de uitrusting voor de montage en de zicht onttrekt, moet u hem afnemen wan- voorwaarden voor het gebruik.
sTOrinGen (1/5) Onderstaande aanwijzingen helpen u eventuele storingen snel, maar voorlopig, te verhelpen. Laat de auto echter wel zo spoedig mo- gelijk door een merkdealer nakijken. U schakelt de startmotor in MOGeLiJke OOrZaken waT Te dOen De controlelampjes gaan zwakker of niet Accuklemmen niet goed vastgezet, los Vastzetten, aansluiten of reinigen indien geoxi- branden, de startmotor draait niet.
Pagina 216
sTOrinGen (2/5) Tijdens het rijden MOGeLiJke OOrZaken waT Te dOen De vloeistof in het expansievat borrelt. Mechanische storing: koppakking be- Zet de motor stil. schadigd of waterpomp defect. Roep de hulp in van een merkdealer. Rook onder de motorkap. Kortsluiting of lekkage van het koelcir- Stop, zet het contact uit, ga bij de auto vandaan cuit.
Pagina 217
sTOrinGen (3/5) Tijdens het rijden MOGeLiJke OOrZaken waT Te dOen Trillingen Banden te zacht, beschadigd of uit Controleer de bandenspanning, als deze goed balans. is, laat dan de banden door een merkdealer na- kijken. fluiten Dakantenne niet goed geplaatst Zet de antenne zo dat het einde ongeveer 44 cm van het dak van de auto verwijderd is.
Pagina 218
sTOrinGen (4/5) elektrische organen MOGeLiJke OOrZaken waT Te dOen De ruitenwisser werkt niet. Ruitenwisserbladen kleven. Maak de wisserbladen los van de ruit. Elektrische installatie defect. Raadpleeg een merkdealer. De ruitenwisser stopt niet. Elektrische bediening defect. Raadpleeg een merkdealer. Knipperfrequentie te hoog. Lamp doorgebrand.
Pagina 219
sTOrinGen (5/5) elektrische organen MOGeLiJke OOrZaken waT Te dOen Het dak opent/sluit niet De voorwaarden voor het openen van het Zorg voor de voorwaarden voor het openen dak ontbreken. (Raadpleeg de paragraaf “Open dak met elektri- sche bediening” in hoofdstuk 3). Storing van het dak.
IDENTIFICATIEPLAATJES AuTo De gegevens op het constructeursplaatje 4 Max. toegelaten massa gemeten onder moeten bij eventuele klachten en bij het de vooras. bestellen van onderdelen altijd worden 5 Max. toegelaten massa gemeten onder vermeld. de achteras. 6 Technische gegevens van de auto. De aanwezigheid en de plaats van de in- 7 Laknummer.
IDENTIFICATIEPLAATJES vAN DE moTor De gegevens op het constructeursplaatje of de sticker A moeten bij correspondentie en bij het bestellen van onderdelen altijd worden vermeld. (de plaats is afhankelijk van het motortype) 1 Type van de motor. 2 Indicenummer van de motor. 3 Motornummer.
Pagina 224
mATEN (in meters) Normaal chassis 0,802 2,482 0,590 1,472 3,874 Lang chassis 1,589* 1,450 0,802 2,575 0,657 1,960 4,034 Onbelast...
– met octaangetal 87 voor een sticker waarop staat 91, 95, 98. Bougies Gebruik uitsluitend de voor uw motor voorgeschreven bougietypen: Het type staat aangegeven op een sticker in de motorruimte, raad- pleeg anders uw RENAULT-dealer. – Montage van een niet voorgeschreven bougietype kan tot ernstige mo- torschade leiden.
mASSA’S (in kg) De aangegeven massa’s zijn van de basisuitvoering zonder opties: zijn variëren naargelang de uitrusting van uw auto. raadpleeg de merkdealer. 5-deurs uitvoeringen Société-uitvoeringen max. toegelaten totaalmassa (mmAC) De massa’s staan op het constructeursplaatje (raadpleeg max. toegelaten treinmassa (mTr) de paragraaf “Identificatieplaatjes”...
oNDErDELEN EN rEPArATIES De originele onderdelen worden met de grootste zorg ontwikkeld en gecontroleerd. Zij voldoen dan ook aan dezelfde kwaliteitsnormen als de on- derdelen die in de fabriek worden gebruikt. Door het gebruik van de originele onderdelen houdt u de prestaties van uw auto optimaal. Bovendien zijn reparaties die uitgevoerd zijn door een merkdealer met originele onderdelen gegarandeerd volgens de voorwaarden die achter op de reparatieopdracht staan.
PLAATwErkCoNTroLE De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. vIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.14...
Pagina 235
PLAATwErkCoNTroLE (vervolg) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. vIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.15...
Pagina 236
PLAATwErkCoNTroLE (vervolg) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. vIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.16...
Pagina 237
PLAATwErkCoNTroLE (vervolg) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. vIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.17...
Pagina 238
PLAATwErkCoNTroLE (vervolg) De garantie blijft alleen van kracht na de reparatie die hieronder staat aangegeven. vIN : ............Uit te voeren plaatwerkreparatie: Stempel Datum reparatie: Stempel Reparatie nodig van: Datum reparatie: Reparatie nodig van: Stempel Datum reparatie: 6.18...
Pagina 239
alfabetische inhoudsopgave (1/4) bevestigingsmiddelen voor kinderen ......1.28, 1.30 → 1.37 aan/uit knop van de motor ............2.3 – 2.4 bevestigingssysteem voor kinderen ......1.28, 1.30 → 1.37 aansteker ..................3.29 bijzonderheid van de benzinemotor..........2.5 aanvullende bevestigingsmiddelen..........1.26 bijzonderheid van de dieselmotor ............ 2.6 bij de autogordels achterin ............1.24 bijzonderheid van de dieselmotor met roetfilter .......
Pagina 240
alfabetische inhoudsopgave (2/4) vervangen van een lamp ..........5.16 – 5.17 gegevens van de motor ..............6.5 voor ................5.16 → 5.18 geluidssignaal ............1.7, 1.48, 1.50, 1.66 krik ....................5.9 geluidssignaal verlichting brandt nog ..........1.70 gereedschap ..................5.9 gordelspanners nummer ..................6.2 autogordels voorin ............1.20 → 1.23 onderhoud ..............
Pagina 241
alfabetische inhoudsopgave (3/4) noodstopbekrachtiging: BAS ............2.19 radio inbouwen ................5.29 radiovoorbereiding ................. 5.29 oliepeil van de motor .............. 4.4 – 4.5 remvloeistof ..................4.9 onderdelen..................6.7 reservewiel ................5.2 → 5.5 onderhoud: reservoir carrosserie ..............4.13 – 4.14 koelvloeistof ................4.8 interieurbekleding ............4.15 – 4.16 ruitensproeier ................
Pagina 245
à8201030123í î ò ä RENAULT S.A.S. SOCIÉTÉ PAR ACTIONS SIMPLIFIÉE AU CAPITAL DE 533 941 113 € / 13-15, QUAI LE GALLO 92100 BOULOGNE-BILLANCOURT R.C.S. NANTERRE 780 129 987 — SIRET 780 129 987 03591 / TÉL. : 0810 40 50 60...