Het lampje gaat branden wanneer het Hill Descent
Control-systeem wordt geactiveerd.
Als de schakelaar voor Hill Descent Control inge-
schakeld is en het controlelampje knippert, is het
systeem niet geactiveerd.
Als het controlelampje niet brandt of knippert wan-
neer de schakelaar voor Hill Descent Control inge-
schakeld is, kan het zijn dat het systeem niet goed
functioneert. Laat het systeem nakijken door een
erkende dealer of gekwalificeerd garagebedrijf.
Zie voor meer informatie "Hill Descent Control (af-
dalingsassistent) (indien aanwezig)" in hoofdstuk
"5. Starten en rijden".
Controlelampje motorstoring
(MIL)
LET OP
•
Als u de auto blijft gebruiken zonder het mo-
torregelsysteem te laten inspecteren en zo
nodig repareren, kan dit leiden tot slechte
rijeigenschappen, hoger brandstofverbruik en
eventuele schade aan het motorregelsys-
teem, waardoor uw garantie kan komen te
vervallen.
•
Een foutieve afstelling van het motorregelsys-
teem kan ertoe leiden dat uw auto niet meer
voldoet aan de plaatselijk en landelijk gel-
dende emissienormen en wetgeving.
2-16
Instrumenten en bedieningen
Het motorstoringlampje (MIL) gaat branden wan-
neer de contactschakelaar in de ON-stand staat.
Nadat de motor is gestart, gaat het MIL-lampje uit.
Dit geeft aan dat het motorregelsysteem operatio-
neel is.
Als het controlelampje motorstoring gaat branden of
knippert terwijl de motor draait, functioneert het
motorregelsysteem mogelijk niet correct en is mis-
schien onderhoud nodig. Laat het systeem meteen
nakijken en indien nodig repareren door een erkende
dealer of gekwalificeerd garagebedrijf.
Voorzorgsmaatregelen:
Om mogelijke schade aan het motorregelsysteem te
beperken of voorkomen wanneer het MIL-lampje
knippert:
•
Rijd niet sneller dan 70 km/u (43 mph).
•
Trek niet snel op en rem niet abrupt af.
•
Rijd niet op steile opwaartse hellingen.
•
Rijd niet met onnodig veel bagage en sleep geen
aanhanger.
Controlelampje mistachterlicht
(indien aanwezig)
Het controlelampje mistachterlicht gaat branden
wanneer het mistachterlicht aanstaat. (Zie "Mist-
lampschakelaar (indien aanwezig)" verderop in dit
hoofdstuk.)
Controlelampje
antidiefstalsysteem (indien
aanwezig)
Het controlelampje van het antidiefstalsysteem knip-
pert wanneer de contactschakelaar in de ACC-,
OFF- of LOCK-stand staat. Deze functie geeft aan
dat het beveiligingssysteem, waarmee de auto is uit-
gerust operationeel is.
Als het beveiligingssysteem niet goed werkt, blijft dit
lampje branden zolang de contactschakelaar in de
ON-stand staat. (Zie "Beveiligingssysteem (indien
aanwezig)" in hoofdstuk "3. Alvorens te gaan rijden"
voor meer informatie.)
Controlelampje stadslicht (indien
aanwezig)
Het controlelampje gaat branden wanneer de kop-
lampschakelaar in de stand
Controlelampje
richtingaanwijzers
aanhangwagen (indien
aanwezig)
Dit lampje gaat branden wanneer er een extra elek-
trische belasting wordt waargenomen door het rich-
tingaanwijzersysteem.
Zie
voor
meer
informatie
aanhangwagen" in hoofdstuk "5. Starten en rijden".
wordt gezet.
"Rijden
met