Braking-systeem (oranje) gaat branden en de waar-
schuwing "Voorradar bedekt" zal op het voertuigin-
formatiedisplay verschijnen.
Te nemen maatregelen:
Als het waarschuwingslampje (oranje) gaat bran-
den, parkeer de auto dan op een veilige plek en zet
de motor af. Controleer of het sensorgedeelte van
de voorbumper bedekt is. Indien dit het geval is, ver-
wijder dan het materiaal dat hiervan de oorzaak is.
Start de motor opnieuw. Als het waarschuwings-
lampje blijft branden, laat het Active Emergency
Braking-systeem dan nakijken door een erkende
dealer of een gekwalificeerd garagebedrijf.
Systeemstoring
Indien er een storing optreedt in het Active Emer-
gency Braking-systeem, wordt het systeem automa-
tisch uitgeschakeld, klinkt er een geluidssignaal,
gaat het waarschuwingslampje van het Active Emer-
gency Braking-systeem (oranje) branden en ver-
schijnt de waarschuwing [Systeem fout] op het voer-
tuiginformatiedisplay.
Te nemen maatregelen:
Als het waarschuwingslampje (oranje) gaat bran-
den, parkeer de auto dan op een veilige plek, zet de
motor af en start de motor vervolgens opnieuw. Als
het waarschuwingslampje blijft branden, laat het
Active Emergency Braking-systeem dan nakijken
door een erkende dealer of een gekwalificeerd ga-
ragebedrijf.
5-40
Starten en rijden
HILL DESCENT CONTROL (AFDALINGSASSISTENT) (indien aanwezig)
WAARSCHUWING
•
Vertrouw nooit alleen op de Hill Descent Con-
trol om de snelheid van de auto onder con-
trole te houden op steile afdalingen. Rijd altijd
voorzichtig en let goed op wanneer u de Hill
Descent Control gebruikt en rem de auto
eventueel af door het rempedaal in te trap-
pen. Wees vooral zeer voorzichtig wanneer u
op bevroren, modderige of extreem steile we-
gen rijdt. Wanneer u de rijsnelheid niet onder
controle kunt houden, kunt u de controle over
de auto verliezen met mogelijk ernstig of do-
delijk letsel tot gevolg.
•
De Hill Descent Control kan de snelheid van
de auto op een afdaling mogelijk niet onder
alle weg- of laadomstandigheden onder con-
trole houden. Wees er altijd op voorbereid dat
u het rempedaal misschien moet indrukken
om de snelheid van de auto te regelen. Wan-
neer u dit niet doet, kan dit tot een aanrijding
of ernstig persoonlijk letsel leiden.
Wanneer de Hill Descent Control ingeschakeld is,
worden de remmen automatisch en zonder schok-
ken toegepast om een constante snelheid te hand-
haven tijdens steile afdalingen op glad wegdek of
op open terrein, zonder dat het rem- of gaspedaal
gebruikt hoeft te worden. Het Hill Descent Control-
systeem helpt de bestuurder om de snelheid van de
auto constant te houden wanneer er op minder dan
25 km/u (16 MPH) van een helling wordt gereden,
waarbij remmen op de motor in de <4H>-stand of
<4LO>-stand alleen niet genoeg is om de snelheid
onder controle te houden.
OPMERKING
Wanneer de Hill Descent Control gedurende lan-
gere tijd voortdurend in werking is, kan de tem-
peratuur van de actuator van het elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP) mogelijk toenemen
waardoor de Hill Descent Control tijdelijk uitge-
schakeld wordt. Het controlelampje voor het Hill
Descent Control-systeem zal uitgaan. Het Hill
Descent Control-systeem treedt automatisch in
werking en het controlelampje zal weer gaan
branden wanneer de temperatuur van de actu-
ator van het ESP-systeem gedaald is. Als het con-
trolelampje niet gaat branden, moet u het sys-
teem uitzetten.