Waarschuwingslampje
laadstroomcircuit
Het laadstroomwaarschuwingslampje gaat branden
zodra de contactschakelaar in de ON-stand staat.
Nadat de motor is gestart, gaat het laadstroomwaar-
schuwingslampje uit. Dit geeft aan dat het laadsys-
teem in werking is.
Als het laadstroomwaarschuwingslampje gaat bran-
den terwijl de motor draait of tijdens het rijden, func-
tioneert het laadstroomsysteem mogelijk niet cor-
rect en is misschien onderhoud nodig.
Wanneer het laadstroomwaarschuwingslampje tij-
dens het rijden gaat branden, zet de auto dan stil
zodra dat veilig kan. Zet de motor uit en controleer
de dynamoriem. Als de dynamoriem loszit of ont-
breekt, neem dan meteen contact op met een er-
kende dealer of gekwalificeerd garagebedrijf. (Zie
"Aandrijfriem" in hoofdstuk "8. Onderhoud en doe-
het-zelf".)
Als de dynamoriem in orde lijkt maar het laadstroom-
waarschuwingslampje blijft branden, laat het laad-
stroomsysteem dan direct nakijken door een er-
kende dealer of gekwalificeerd garagebedrijf.
LET OP
Rijd niet door als de dynamoriem ontbreekt of
gebroken is, of onvoldoende strak staat.
2-10
Instrumenten en bedieningen
Waarschuwingslampje roetfilter
(DPF) (indien aanwezig)
Wanneer het waarschuwingslampje van het roetfil-
ter gaat branden geeft dit aan dat de hoeveelheid
afgevangen roetdeeltjes de voorgeschreven limiet
van het roetfilter heeft bereikt en dat het nodig is de
regeneratie van het filter uit te voeren. Zie voor meer
informatie over het regenereren van het filter, "Roet-
filter (DPF - Diesel Particulate Filter) (indien
aanwezig)" in hoofdstuk "5. Starten en rijden".
LET OP
Als u blijft rijden terwijl het waarschuwingslampje
voor het roetfilter brandt, zonder het filter te re-
genereren, zal er een ophoping van roetdeeltjes
ontstaan in het filter.
Als dat gebeurt, gaat het controlelampje motor-
storing (MIL) branden. Het vermogen van de mo-
tor wordt dan wellicht beperkt om het roetfilter-
systeem te beschermen. Ga bij een erkende
dealer of gekwalificeerd garagebedrijf langs om
de serviceregeneratie te laten uitvoeren.
Waarschuwingslampje geopend
portier
Het portier-open waarschuwingslampje gaat bran-
den wanneer een portier niet goed is afgesloten,
terwijl de contactschakelaar in de ON-stand staat.
Waarschuwingslampje
Electronic Stability Programme
(ESP) (indien aanwezig)
Wanneer de contactschakelaar op ON staat, gaat
het waarschuwingslampje voor het Electronic Stabi-
lity Programme (ESP) branden om vervolgens weer
te doven.
Het waarschuwingslampje knippert wanneer het
ESP-systeem in werking is.
Wanneer het waarschuwingslampje tijdens het rij-
den gaat knipperen, wijst dit op een glad wegdek en
het feit dat de auto grip verliest.
Als het ESP-waarschuwingslampje gaat branden
terwijl de motor draait of tijdens het rijden, kan dit
duiden op een storing in het ESP-systeem en de
noodzaak onderhoud te laten verrichten. Laat het
systeem meteen nakijken en indien nodig repareren
door een erkende dealer of gekwalificeerd garage-
bedrijf. In geval van een storing wordt de ESP-func-
tie uitgeschakeld, er kan echter nog steeds met de
auto gereden worden. (Zie "Electronic Stability Pro-
gramme (ESP) (indien aanwezig)" in hoofdstuk
"5. Starten en rijden".)
Waarschuwingslampje
motoroliedruk
Het waarschuwingslampje motoroliedruk gaat bran-
den zodra de contactschakelaar in de ON-stand
staat. Nadat de motor is gestart, gaat het waarschu-
wingslampje voor de motoroliedruk uit. Hiermee
wordt aangegeven dat de oliedruksensors in de mo-
tor operationeel zijn.