ELECTRONIC STABILITY PROGRAMME (ESP) (indien aanwezig)
WAARSCHUWING
•
Het ESP-systeem is bedoeld om de bestuur-
der te helpen de rijstabiliteit te behouden,
maar het voorkomt geen ongelukken als ge-
volg van plotselinge stuurmanoeuvres bij
hoge snelheden of een onzorgvuldige of ge-
vaarlijke rijstijl. Matig uw snelheid, rijd voor-
zichtig en let vooral op wanneer u rijdt en
bochten neemt op glad wegdek.
•
Breng geen wijzigingen aan in de wielophan-
ging van de auto. Als onderdelen van de wie-
lophanging, zoals schokdempers, veerpoten,
veren, stabilisatorstangen, moffen en wielen
niet door RENAULT zijn aanbevolen voor uw
voertuig of extreem versleten zijn, werkt het
ESP-systeem mogelijk niet goed. Dit kan een
negatief effect hebben op het besturen van
het voertuig, en het ESP-waarschuwings-
lampje
kan wellicht gaan branden.
•
Als onderdelen van het remsysteem, zoals
remblokken, remschijven en remblokhouders
niet door RENAULT zijn aanbevolen of ex-
treem versleten zijn, werkt het ESP-systeem
mogelijk niet goed, en kan het ESP-waarschu-
wingslampje
wellicht gaan branden.
•
Als onderdelen gerelateerd aan de motorre-
geling niet door RENAULT zijn aanbevolen of
extreem
versleten
zijn,
waarschuwingslampje
branden.
5-36
Starten en rijden
•
Wanneer u op extreme hellingen rijdt, zoals
steile bochten, werkt het ESP-systeem wel-
licht niet correct en kan het ESP-waarschu-
wingslampje
den op dit soort wegen.
•
Wanneer u op een instabiele ondergrond rijdt,
zoals een draaitafel, veerboot, lift, of schans,
zal het ESP-waarschuwingslampje
licht oplichten. Dit is geen storing. Start de
motor opnieuw nadat u zich weer op een sta-
biele ondergrond bevindt.
•
Als wielen of banden gebruikt worden die niet
door RENAULT zijn aanbevolen, werkt het
ESP-systeem mogelijk niet goed, en kan het
ESP-waarschuwingslampje
branden.
•
Het ESP-systeem is op een besneeuwde weg
geen
vervanger
sneeuwkettingen.
Het Electronic Stability Programme (ESP) maakt ge-
bruik van verschillende sensoren om toezicht te hou-
den op de handelingen van de bestuurder en de
bewegingen van het voertuig. Onder bepaalde rijom-
standigheden voert het ESP-systeem de volgende
functies uit:
•
Regelt de remkracht om wielslip op één slippend
aangedreven wiel te verminderen en de kracht te
verplaatsen naar het wiel op dezelfde as dat niet
kan
het
ESP-
slipt.
wellicht gaan
•
gaan branden. Ga niet rij-
•
wel-
wellicht gaan
Het ESP-systeem kan de bestuurder helpen het
voertuig onder controle te houden, maar het kan niet
in alle gevallen voorkomen dat de bestuurder de
voor
winterbanden
of
macht over het stuur verliest.
Wanneer ESP-systeem in werking treedt, zal het
ESP-waarschuwingslampje
gaan knipperen, en moet u op het volgende letten:
•
•
•
Regelt de remkracht en het motorvermogen om
wielslip te verminderen op de aangedreven wie-
len op basis van de rijsnelheid (tractieregelings-
functie).
Regelt de remkracht op de afzonderlijke wielen,
alsmede het motorvermogen, om de bestuurder
te helpen het voertuig onder controle te houden
onder de volgende omstandigheden:
– onderstuur (voertuig heeft de neiging van de
stuurrichting af te wijken ondanks dat er ster-
ker gestuurd wordt)
– overstuur (voertuig heeft de neiging tot
wielspin bij bepaalde wegomstandigheden of
rijomstandigheden).
op het dashboard
De weg kan glad zijn of het systeem kan opmer-
ken dat een ingreep vereist is om de auto op zijn
koers te houden.
U voelt dan wellicht een trilling in het rempedaal
en hoort een geluid of vibratie van onder de mo-
torkap vandaan komen. Dit is normaal en geeft
aan dat het ESP-systeem correct werkt.
Pas uw snelheid aan de omstandigheden aan.