j
11. Start de motor van auto
B op de gewone ma-
nier.
LET OP
Gebruik de startmotor nooit langer dan 10 se-
conden achter elkaar. Als de motor niet met-
een wil aanslaan, zet de contactschakelaar
dan in de "LOCK"-stand en wacht minstens 10
seconden voordat u opnieuw probeert te star-
ten.
12. Verwijder nadat de motor van uw auto is aange-
slagen de startkabels zorgvuldig in de omge-
keerde volgorde als in de afbeelding (
,
).
13. Verwijder de doek waarmee de accu werd af-
gedekt, deze is mogelijk vervuild door giftig ac-
cuzuur.
14. Breng de eventueel losgehaalde ontluch-
tingsdoppen weer aan.
STARTEN DOOR AANDUWEN
Probeer niet uw auto te starten door deze aan te
duwen.
LET OP
•
Modellen met automatische versnellingsbak
kunt u niet starten door aanduwen. Als u dat
wel probeert, kan de motor beschadigd ra-
ken.
•
Een model met driewegkatalysator mag niet
door aanduwen gestart worden. Als u dat wel
probeert, kan de driewegkatalysator bescha-
digd raken.
,
,
•
Een model met diesel oxidatie-katalysator
mag niet door aanduwen gestart worden. Als
u dat wel probeert, kan de katalysator bescha-
digd raken.
•
Probeer nooit de motor te starten door de
auto te slepen. Als de motor aanslaat, kan de
gesleepte auto het sleepvoertuig rammen.
ALS UW AUTO OVERVERHIT
RAAKT
WAARSCHUWING
•
Blijft nooit rijden als uw motor oververhit
raakt. Er kan dan brand of schade aan de auto
ontstaan.
•
Open de motorkap nooit als u stoom naar bui-
ten ziet komen.
•
Verwijder de dop van de radiateur of van het
koelvloeistofreservoir nooit terwijl de motor
heet is. Wanneer u de dop van de radiateur of
van het motorkoelvloeistofreservoir verwijdert
terwijl de motor heet is, kan er stoom uitspui-
ten waardoor u brandwonden of ander ernstig
letsel kunt oplopen.
•
Als u stoom of koelvloeistof uit de motor ziet
komen, moet u op veilige afstand van de auto
blijven om te voorkomen dat u brandwonden
oploopt.
•
De koelventilator van de motor kan elk mo-
ment aanslaan als de temperatuur van de
koelvloeistof hoger is dan een vooraf inge-
stelde temperatuur.
•
Zorg dat uw handen, haar, sieraden of kleding
niet in aanraking kunnen komen met of ge-
grepen kunnen worden door de koelventilator
of de aandrijfriemen.
Als de motor oververhit raakt of als u merkt dat de
motor onvoldoende vermogen levert, als u vreemde
geluiden hoort, enz., handel dan als volgt:
1. Zet het voertuig stil op een veilige plek, op af-
stand van het verkeer.
In geval van nood
6-13