Instellingen aanpassen in modus
Gebruik de voorste en achterste draaiknoppen om de
volgende instellingen aan te passen.
Voorste draaiknop:
Achterste draaiknop: Programmaverschuiving
• De belichtingscompensatie kan ook worden ingesteld met
de knop F. Druk op de knop F en draai aan de voorste of
achterste draaiknop.
%
• U kunt kiezen welke functies door de voorste en achterste draaiknop worden uitgevoerd.
g G Aangepast menu J [K Functieregelaar] (Blz. 473)
• U kunt het Fn-hendeltje gebruiken om de rollen van de voorste en de achterste draaiknop te
wisselen. Aan de hendel kunnen ook andere rollen worden toegewezen. g G Aangepast
menu J [K Fn-schakelrfunctie] (Blz. 475)
Programmaverschuiving
U kunt, zonder de belichting te wijzigen, verschillende
combinaties van diafragma en sluitertijd kiezen die
automatisch door de camera worden geselecteerd.
Dit wordt "programmaverschuiving" genoemd.
• Draai aan de achterste draaiknop totdat de camera de
gewenste combinatie van diafragma en sluitertijd weergeeft.
• De indicator van de opnamemodus in het display verandert
P
Ps
van
naar
als programmaverschuiving is geactiveerd.
Als u de programmaverschuiving wilt beëidigen, draait u de
achterste draaiknop in tegengestelde richting, todat Ps niet
langer wordt weergegeven.
%
• U kunt kiezen of het display de effecten van de belichtingscompensatie weergeeft, of dat het
display een constante helderheid handhaaft. Bij standaardinstellingen zijn de effecten van
belichtingscompensatie zichtbaar in het display. g [LV versterk.] (Blz. 200)
Belichtingscompensatie (Blz. 180)
P
1
100
%
ISO-A
200
P
s
Programmaverschuiving
K 2-8 Een opnamemodus kiezen
S-IS AUTO
S-IS AUTO
S-IS AUTO
S-IS AUTO
YF
YF
4K
30 p
30 p
1:02:03
250 F5.6 0.0
1023
NL
2
95