3-7
Scherpstelling
U kunt de scherpstelling automatisch (autofocus) of met de hand (handmatig
scherpstellen) instellen.
Autofocus bevat opties voor het scherpstellen op geselecteerde punten of voor het
volgen van de scherpstelling bij een bewegend onderwerp. U kunt de instellingen
aanpassen in overeenstemming met het onderwerp of de opname-omstandigheden,
zodat u een grotere variatie bij uw onderwerpkeuze hebt. In dit hoofdstuk worden
de beschikbare instellingen beschreven en hoe u deze kunt combineren voor een
maximaal effect van het gebruik van autofocus.
Scherpstelmodus
Kies de scherpstelmodus voor autofocus of handmatig scherpstellen.
• Deze instelling is toegankelijk via:
- De AFp-knop (Blz. 347)
- Het LV-superbedieningspaneel
(Blz. 347)
Enkelv. AF (S-AFb en S-AF)
Kies deze stand voor onderwerpen die stil staan, of die niet naar de camera of van
de camera af bewegen. De camera stelt scherp elke keer dat u de ontspanknop half
indrukt.
• Als de camera scherpstelt, worden de in-focus-indicator en het
actieve AF-doel weergegeven. Deze indicatoren worden niet
weergegeven tijdens het maken van opnamen.
• Na scherpstellen in modus [S-AFb], kunt u de scherpstelling
handmatig instellen door de scherpstelring te verdraaien.
(n AF-modus)
- Live controlebedieningen (Blz. 348)
- De menu's (Blz. 348)
1
L L
123
min
R R
TC 00:00:00:00 DF
S-AF
ISO-A
200
n
250 F5.6
Autofocusveld
Minimum-scherp-
stelafstand
n 3-7 Scherpstellen
3
In-focus indicator
M-IS
M-IS
1
4K
30 p
30 p
0.0
1:02:03
)
Scherpstelring
NL
345