3
Markeer [Resetten/aangep. modi] in
W Opnamemenu 1 en druk op I op de pendelknop.
• De opties voor [Resetten/aangep. modi] verschijnen.
4
Markeer [Toewijzen aan aangep. mod.] met behulp
van de FG-knoppen en druk op de I-knop.
• De opties van [Toewijzen aan aangep. mod.] verschijnen.
5
Markeer C1, C2, C3 of C4 met behulp van de
FG knoppen en druk op de I-knop.
• De camera toont de opties voor [Aangepaste modus]
voor de geselecteerde modus.
6
Markeer [Instellen] met behulp van de FG-knoppen
en druk op de OK-knop.
• De huidige instellingen worden opgeslagen op de
geselecteerde modus en de camera keert terug naar de
weergave [Toewijzen aan aangep. mod.].
• Bestaande instellingen voor de geselecteerde
aangepaste modus worden overschreven.
• Om de geselecteerde aangepaste modus te herstellen
naar de standaardinstellingen markeert u [Resetten] en
drukt u op de OK-knop.
7
Druk meerdere keren op de MENU-knop om de
menu's af te sluiten.
Opnamemenu 1
Resetten/aangep. modi
1
1
Fotomodus
2
Beeldverhouding
Dig. televoorzetlens
Terug
Resetten/aangep. modi
Resetten
Toewijzen aan aangep. mod.
Opr. vanuit aangep. mod.
Terug
Toewijzen aan aangep. mod.
Aangep. modus C1
Aangep. modus C2
Aangep. modus C3
Aangep. modus C4
Terug
Aangep. modus C1
Instellen
Stel huidige opname-modus
en -instellingen in.
Terug
4-2 Aangepaste opnamemodi
Uit
Instellen
Basis
Instellen
--
--
--
Instellen
Instellen
4
NL
459