6. Verwijder de PCI-adaptercassette uit het systeem. Raadpleeg "Een PCI-adaptercassette verwijderen
uit de uitbreidingseenheid" op pagina 41.
7. Plaats de cassette met de klep naar boven op een geschikte antistatische ondergrond.
8. Installeer de adapter in de PCI-adaptercassette. Raadpleeg "PCI-adapter in cassettes van enkele of
dubbele breedte" op pagina 49.
9. Ga naar de achterkant van het systeem, til de cassetteflap op en kijk welke cassettesleuf u wilt ge-
bruiken.
10. Zorg ervoor dat de onderste cassettehendel omhoog is gedrukt, in de richting van het klemmetje.
Hiermee plaatst u de adapter in de juiste positie om in het systeem te worden geplaatst.
11. Installeer de PCI-adaptercassette in het systeem. Raadpleeg "Een cassette met een PCI-adapter
installeren" op pagina 35.
12. Voer deze stappen uit om de PCI Hot Plug-menu's in de diagnoseprogramma's van AIX te voltooien
en het apparaat te configureren:
a. Druk op Enter en volg de instructies in de systeemdiagnose totdat u een bericht ontvangt dat de
vervanging geslaagd is. Als de vervanging gelukt is, wordt OK afgebeeld naast het veld Com-
mand bovenin het menu.
b. Druk op F3 (of Esc+3) om terug te gaan naar het menu PCI Hot-Plug Manager.
c. Druk op F3 (of Esc+3) om terug te gaan naar de keuzelijst TASK.
d. Selecteer Log Repair Action.
e. Selecteer de zojuist vervangen resource, druk op Enter, druk op Commit (F7 of Esc+7) en druk
op Enter.
f. Druk op F3 (of Esc+3) om terug te gaan naar TASK Selection List.
g. Selecteer Hot Plug Task en druk op Enter.
h. Selecteer achtereenvolgens PCI Hot Plug Manager en Configure a defined device. Druk daarna
op Enter.
i. Selecteer in de lijst het apparaat dat u zojuist hebt vervangen en druk op Enter. Het apparaat
wordt nu geconfigureerd.
j. Druk op F10 om het diagnoseprogramma af te sluiten.
Opmerking: Als u werkt met de stand-alone diagnose, sluit het programma dan niet volledig af.
13. Controleer de PCI-adapter aan de hand van de volgende instructies:
a. Hebt u de adapter vervangen terwijl het systeem aan stond?
v Ja: Ga verder met de volgende stap.
v Nee: Laad het diagnoseprogramma aan de hand van de volgende procedure:
– Als AIX beschikbaar is, start u AIX op, meldt u zich aan als root of CELOGIN en typt u de
opdracht diag
b.
Typ diag als de diagnosemenu's nog niet worden afgebeeld.
c. Selecteer eerst Advanced Diagnostic Routines en vervolgens Problem Determination.
d. Selecteer in het menu de zojuist vervangen resource. Als de zojuist vervangen resource niet
wordt afgebeeld, kiest u de resource die eraan is gekoppeld. Druk op Enter en vervolgens op
Commit (F7 of Esc+7).
e. Zijn er bij de probleembepaling (Problem Determination) problemen aan het licht gekomen?
v Nee: Ga naar de volgende stap.
v Ja: Er is een probleem geconstateerd.
– Als u een klant bent, noteert u de informatie over de fout en neemt u contact op met de ser-
viceprovider.
– Als u een geautoriseerde serviceprovider bent, gaat u terug naar Map 210-5.
14. Druk op F10 om het diagnoseprogramma af te sluiten.
Procedures voor verwijderen en terugplaatsen
47