1. Als u een defecte PCI-adapter vervangt, raadpleeg dan "Een defect opsporen" op pagina 110. Als het
verwijderen van de PCI-adapter een andere reden heeft, gaat u verder met de volgende stap.
2. Bepaal de locatie van de PCI-adapter in het systeem.
3. Noteer het sleufnummer en de sleuflocatie van elke adapter die u verwijdert.
Opmerking: De adaptersleuven zijn op de achterkant van de systeemeenheid genummerd.
4. Zorg ervoor dat alle processen of toepassingen die wellicht gebruikmaken van de adapter, zijn ge-
stopt.
5. Voer de volgende stappen uit om een PCI-adapter te verwijderen met behulp van het menu PCI Hot-
Plug Manager in de diagnoseprogramma's van AIX:
a. Open de systeemdiagnoseprogramma's door u aan te melden als root-gebruiker of als celogin-
gebruiker; typ diag op de opdrachtregel van AIX.
b. Wanneer het menu DIAGNOSTIC OPERATING INSTRUCTIONS wordt afgebeeld, drukt u op
Enter.
c. Kies in het menu FUNCTION SELECTION de optie Task Selection.
d. Selecteer PCI Hot Plug Manager in de taakselectielijst.
e. Selecteer Unconfigure a Device en druk op Enter.
f. Druk op F4 (of Esc+4) om het menu Device Names weer te geven.
g. Selecteer de adapter die u verwijdert in het menu Device Names.
h. Gebruik de Tab-toets om NO te antwoorden op Keep Definition. Gebruik de Tab-toets nogmaals
om YES te antwoorden op Unconfigure Child Devices en druk op Enter. Het venster ARE YOU
SURE wordt afgebeeld.
i. Druk op Enter om de informatie te bevestigen. Wanneer de configuratie ongedaan is gemaakt,
verschijnt het bericht OK naast het veld Command boven aan het scherm.
j. Druk tweemaal op F4 (of Esc+4) om terug te gaan naar het menu van Hot Plug Manager.
k. Selecteer Replace/remove PCI Hot Plug adapter.
l. Selecteer de sleuf waarin het te verwijderen apparaat is geplaatst.
m. Selecteer remove. Een snel knipperend oranje lampje achter op de computer in de buurt van de
adapter geeft aan dat de sleuf is geïdentificeerd.
n. Druk op Enter. Hiermee plaatst u de adapter in de actiemodus zodat deze uit het systeem kan
worden verwijderd.
6. Label alle kabels die zijn aangesloten op de adapter die u gaat verwijderen en ontkoppel vervolgens
alle kabels.
7. Verwijder de PCI-adaptercassette uit het systeem. Raadpleeg "Een PCI-adaptercassette verwijderen
uit de uitbreidingseenheid" op pagina 41.
8. Plaats de cassette met de klep naar boven op een geschikte antistatische ondergrond.
9. Blijf de aanwijzingen op het scherm volgen totdat u een bericht ontvangt dat het verwijderen van de
adapter gelukt is. Het welslagen van de verwijdering wordt aangegeven door het bericht OK naast
het veld Opdracht bovenin het scherm.
10. Als u nog andere adapters moet verwijderen, drukt u op F3 om terug te keren naar het menu van
PCI Hot- Plug Manager en gaat u terug naar stap 6.
Als u geen andere adapters meer wilt verwijderen, gaat u naar de volgende stap.
11. Druk op F10 om de Hot-Plug Manager af te sluiten.
12. Typ diag -a. Als het systeem reageert met een menu of prompt, volgt u de instructies voor het vol-
tooien van de hardwareconfiguratie.
13. Voor het verwijderen van de adapter uit de cassette raadpleegt u "PCI-adapter in cassettes van en-
kele of dubbele breedte" op pagina 49.
14. Om een goede luchtstroom te garanderen, plaatst u een lege cassette in een ongebruikte PCI-sleuf.
Procedures voor verwijderen en terugplaatsen
43