1. Stop alle taken en toepassingen en stop vervolgens het besturingssysteem op het systeem of de logi-
sche partitie.
2. Verwijder alle tapes, diskettes en CD-ROM's.
3. Schakel de stroomvoorziening van de systeemeenheid uit. In de volgende stap start u de server of
logische partitie op vanaf de CD-ROM met de zelfstandige diagnoseprogramma's. Als het optisch
station op de server of logische partitie waar u op werkt, niet beschikbaar is als opstartapparaat,
volgt u deze procedure:
a. Open de ASMI. Informatie over het werken met de ASMI vindt u in Toegang tot de ASMI.
b. Ga naar het hoofdmenu van de ASMI en klik op Voedings-/herstartbesturing.
c. Klik op Systeem in-/uitschakelen.
d. Selecteer de optie Servicewerkstand opstarten vanuit standaardlijst in het AIX of Linux
opstartmenu voor de logische partitie.
e. Klik op Instellingen opslaan en inschakelen. Zodra het optisch station ingeschakeld is, plaatst u
de CD-ROM met de zelfstandige diagnoseprogramma's.
f. Ga verder met stap 5.
4. Zet de stroom voor systeemeenheid aan en plaats onmiddellijk de diagnose-CD-ROM in het optische
station.
5. Nadat de POST-indicator keyboard op de systeemconsole is verschenen en vóórdat de laatste POST-
indicator (speaker) wordt afgebeeld, drukt u op de cijfertoets 5 op de systeemconsole om aan te ge-
ven dat er moet worden opgestart in de servicewerkstand op basis van de standaard opstartlijst voor
die werkstand.
6. Voer de gevraagde wachtwoorden in.
7. Ga naar het scherm Diagnostic Operating Instructions en druk op Enter.
Tip: Als er een service request number (SRN) of een andere referentiecode wordt afgebeeld, zit er
waarschijnlijk een adapter of een kabeltje los.
Opmerking: Als u een SRN of een andere referentiecode hebt ontvangen toen u probeerde het sys-
teem te starten, roept u de hulp van uw serviceprovider in.
8. Als er wordt gevraagd naar het terminaltype, selecteert u de optie Initialize Terminal in het menu
Function Selection. Daarmee initialiseert u het besturingssysteem.
9. Selecteer in het menu Function Selection de optie Routines voor uitgebreide diagnose en druk op
Enter.
10. Ga naar het menu Diagnostic Mode Selection, selecteer System Verification en druk op Enter.
11. Als het menu Advanced Diagnostic Selection verschijnt, kunt u All Resources selecteren. U kunt er
echter ook voor kiezen om alleen het door u vervangen onderdeel en alle daarop aangesloten appa-
raten te testen. Daartoe selecteert u de diagnoseprogramma's voor het afzonderlijke onderdeel. Druk
op Enter.
12. Wordt het bericht Testing Complete, No trouble was found afgebeeld?
v Nee: Er is nog steeds een probleem. Neem contact op met uw serviceprovider.
v Ja: Ga naar stap 13.
13. Wanneer u de instellingen voor de serviceprocessor of het netwerk hebt gewijzigd, zoals beschreven
in de voorgaande procedures, zet u de instellingen terug naar de waarden zoals die golden vooraf-
gaand aan het systeemonderhoud.
14. Als de indicatielampjes nog steeds branden, volgt u deze procedure:
a. Selecteer Identify and Attention Indicators in het taakselectiemenu om de identificatie- en at-
tentielampjes uit te zetten en druk op Enter.
b. Selecteer Set System Attention Indicator to NORMAL en druk op Enter.
c. Selecteer Set All Identify Indicators to NORMAL en druk op Enter.
d. Kies Commit.
128
Procedures voor vervangen en verwijderen van 5802 en 5877