het stuurelement worden gevarieerd.
afhankelijkheid van de hekrotoruitslag voor
verschillende parameterwaarden van de gyro-reductie
getekend
Exemple:
+80 %
left
Stic
Instelling van de Gyro-sensor
Om een maximaal mogelijke stabilisatie van de helikopter
om de hoogte-as door de autopiloot te bereiken, moet u
op de volgende zaken letten:
• De aansturing moet licht lopen en zo weinig mogelijk
speling hebben.
• De stuurstang mag niet doorveren.
• Een sterke en vooral snelle servo toepassen.
Hoe sneller als reactie van de gyro-sensor op een draaien van
het model een bijbehorende correctie van de hekrotor tot
stand komt, des te verder kan de instelregelaar voor het
autopiloot-e ect worden opengedraaid, zonder dat de staart
van het model gaat "kwispelen" en des te beter is ook de
stabiliteit om de hoogte-as. Anders bestaat het gevaar, dat de
staart al bij een gering ingestelde gevoeligheid van de
autopiloot begint te schommelen, wat dan weer door een
verdere reductie van het autopiloot-e ect via het bijbe-
horende stuurelement moet worden tegengegaan.
Ook een hoge voorwaartse snelheid van het model resp.
hoveren bij een sterke tegenwind kan er toe leiden dat het
stabiliserende e ect van het kielvlak samen met de
autopiloot tot een overreactie leidt, dat weer zichtbaar wordt
door een schommelen van de staart.
Om in iedere situatie een optimale stabilisatie door
de autopiloot te bereiken, kan het e ect van deze
autopiloot vanuit de zender via een aan ingang "7"
toegewezen stuurelement in combinatie met de
autopiloot-reductie en/of de beide instellingen aan
de autopiloot NEJ-120BB aangepast worden.
Verdere aanwijzingen bij autopiloten met een meer-
voudig in te stellen e ect (bv. NEJ-120BB)
Omdat u het autopiloot-e ect van dit soort appara-
tuur vanuit de zender niet proportioneel kunt instellen,
moet u met de regelaar 1op de gyro het (geringere)
e ect instellen (b.v. voor kunstvlucht), met regelaar 2
centre
right
het grotere gyro-e ect (bv. voor het hoveren). Ook
wanneer dan voor de stuurfunctie 7 van de zender een
proportionele draaiknop werd toegewezen, vindt er
slechts een omschakelen tussen deze twee waarden
plaats en geen proportionele instelling.
Draai daarom de regelaar 2 zo ver open, dat het
model bij windstilte tijdens het hoveren nog net niet
gaat schommelen, en op dezelfde manier wordt de
regelaar 1 zo ver open gedraaid, dat het model ook bij
de maximale snelheid en extreme tegenwind niet met
de staart pendelt. U kunt – afhankelijk van het weer en
het vliegprogramma – het autopiloot-e ect vanuit de
zender omschakelen, eventueel met de autopiloot-
reductie ook afhankelijk van de hekrotor-stuuruitslag.
Verdraaiing van de tuimelschijf
Nick
Throttle
Nick
Tail
Gyro suppress
Swash rotation
Swash limiter
Normal
Bij enkele aansturingen van de rotorkop is het nodig, om
de tuimelschijf bij een cyclische stuurbeweging in een
andere richting te bewegen, dan de bedoelde kanteling
van de rotor-oppervlakte. Bijvoorbeeld bij een
vierbladsrotor kan het nodig zijn om de aansturing in dit
menupunt softwarematig met 45
o
links te draaien, zodat de stuurstangen van de tuimelschijf
naar de rotorkop precies verticaal kunnen staan en
daardoor een correcte bladaansturing zonder ongewenste
di erentiatie-e ecten kan worden bereikt. Een
mechanische verandering van de stuurstangen is daarmee
overbodig geworden. Negatieve hoeken betekenen
een virtuele verdraaiing naar links, positieve hoeken een
virtuele verdraaiing naar rechts van de rotorkop.
Begrenzing van de tuimelschijf
Nick
Gas
Nick
Hek
Gyroverb.
TS-verdraaiing
TS-begr.
Normaal
Deze functie heeft als e ect dat het normaal gesproken
rechthoekige uitslag-bereik van de knuppel, die de
tuimelschijf stuurt, nu over een cirkelvormig gebied wordt
begrensd. Wordt namelijk de helikopter zo ingesteld, dat
de uitslagen van rol resp. nick het mechanisch mogelijke
maximum bereiken,
0%
0%
0%
0°
OFF
SEL
naar rechts resp. naar
0%
0%
0%
0°
UIT
SEL
173