7.3 Motor
Type:
Prestaties:
Toerental:
Gewicht:
Diameter van uitlaatpijp:
Uitlaat warmtewisselaar:
Hoeveelheid olie:
Type olie:
Waarschuwing
Tijdens de inlooptijd, "John Deere Break-in" olie
(TY22041) gebruiken voor het hervullen.
Oliedruk:
Hoeveelheid koelvloeistof:
Koelvloeistof:
Koelvloeistof:
Waarschuwing
Nooit conventionele koelmiddelen voor motor-
voertuigen gebruiken. Ze kunnen de motor
beschadigen omwille van hun hoge silicaatge-
halte!
Temperatuur koelwater:
Brandstofhoeveelheid:
Brandstoftype:
Toegelaten tegendruk
uitlaatgas:
7.4 Batterij
2 x CLT120-12 met 12 V - 120 Ah.
Batterijafmetingen L x B x H:
Gewicht
De batterij is onderhoudsvrij.
7.5 Controller
Type:
Bedieningskast:
Beschermingsklasse:
Afmetingen B x H x D:
Gewicht:
Voedingsspanning:
Spanningstolerantie:
Maximaal stroomverbruik
(incl. verwarmingselement
koelwater):
EMC-geluidsniveau:
EMC-ruisimmuniteit:
Contaminatiegraad:
Bedieningsspanning:
Stroomtoevoer batterijlader:
Batterijspanning:
Maximale batterijcapaciteit:
Batterijtype:
Zekering batterijlader:
De standaard alarmrelais bevinden zich in het hoofd I/O bord.
Verder kunnen 19 bijkomende alarmrelais besteld worden voor
het aansluiten van de afstandindicators. Alle relais hebben DPDT
contacten geschikt voor 8 A, 240 VAC.
28
Viertakt dieselmotor.
Zie paragraaf 19.2.
Zie paragraaf 19.2.
Zie paragraaf 19.2.
Zie paragraaf 19.2.
3/8".
Zie paragraaf 19.2.
API-klassificatie CF4.
Viscositeit 15W-40.
Zie paragraaf 19.2.
Zie paragraaf 19.2.
Mengsel van 50 % koelvloeistof
en 50 % water.
Ethyleen/glycol-koelvloeistof
overeenkomstig ASTM D 4985
.
71 tot 93 °C .
Zie paragraaf 19.2.
Diesel.
0,075 bar.
410 x 177 x 225 mm.
38 kg.
Tornatech GPD.
Plaatstaal, rood.
IP24.
24" x 36" x 8".
Ong. 68 kg.
1 x 220 V, 50/60 Hz.
± 10%.
30 A.
Overeenkomstig
EN 61000-6-3 .
OVereenkomstig
EN 61000-6-2 .
2.
230 V/12 V.
12 V.
12 V.
120 Ah.
CLT (Pb).
SLO-BLO 3AG-32 VDC 20 A.
8. Bedrijfscondities
Waarschuwing
De pomp niet gebruiken bij andere druk, debiet of
vloeistoftemperatuur dan deze waarvoor de
pomp origineel aangekocht werd. Geen andere
vloeistof verpompen dan deze waarvoor de pomp
oorspronkelijk aangekocht was, zonder vooraf-
gaand akkoord van Grundfos of zijn erkende ver-
tegenwoordigers. Het niet naleven van deze
waarschuwing kan leiden tot een defecte pomp,
ernstige letsels of zelfs de dood.
8.1 Minimale inlaatdruk
De aanzuigdruk dient altijd positief te zijn. Grundfos beveelt een
minimaale aanzuigdruk van 5 psi aan.
Een foutieve inlaatdruk kan leiden tot cavitatie-
Voorzichtig
schade aan de waaier en het pomplichaam.
8.2 Maximale inlaatdruk
De som van de actuele inlaatdruk plus de pompdruk tegen een
gesloten klep moet altijd lager zijn dan de maximale toegelaten
bedrijfsdruk. Zie paragraaf 8.7 Maximale bedrijfsdruk. De maxi-
male inlaatdruk bedraagt 100 psi (ong. 7 bar).
8.3 Minimaal debiet
De pomp mag normaal niet werken tegen een
gesloten klep. Dit kan leiden tot een temperatuur-
Voorzichtig
stijging of de vorming van stoom in de pomp.
Dit kan de pomp beschadigen.
Enkel een kortstondige werking met gesloten uitlaatklep is toege-
laten bij het starten of stoppen. Een lange werking bij minder dan
15 tot 20 % van de nominale capaciteit van de pomp zal een
opwarming veroorzaken van de vloeistof, erosie van de waaier,
korte levensduur van lagers en pakking door de spanning of tril-
lingen. Bepaalde pompen kunnen beschadigd worden aan de as,
alsook slijtage vertonen op stationaire onderdelen.
Het wordt dan ook aanbevolen om een omloopleiding te installe-
ren om een minimaal debiet te verzekeren van minimaal 2 % van
de maximale efficiëntie. Het minimale debiet zal helpen bij het
verspreiden van iedere excessieve warmte en zal de pomp
beschermen tegen mogelijke oververhitting.
De werking van de pomp met enkel stroming via
Voorzichtig
de omloopleiding is niet toegelaten.
De installatiewijze van de omloopleiding staat vermeld in para-
graaf 9.6 Omloopleiding.
8.4 Verpompte vloeistoffen
De pompen zijn ontworpen voor zuiver en niet-agressief water,
zonder vaste partikels of vezels.
8.5 Vloeistoftemperatuur
De maximale temperatuur van de vloeistof bedraagt 40 °C.
De pompen kunnen temperaturen aan van 0 °C tot +120 °C.
8.6 Toerental van de pomp
Het maximale toerental van de pomp staat vermeld op het test-
rapport en op het typeplaatje van de brandpompgroep.
Zie afb. 15, pos. 11.
8.7 Maximale bedrijfsdruk
10, 16 of 25 bar.
De maximale bedrijfsdruk staat vermeld op het typeplaatje van de
pomp.