14.4.6 Vullen met brandstof
Enkel diesel gebruiken.
Voorzichtig
Waarschuwing
Brandstofdampen zijn uiterst ontvlambaar!
Geen brandstof bijvullen als de motor draait of
nog warm is.
Bij het hervullen, geen brandstofdampen inade-
men, vooral als de pomp geïnstalleerd is in een
afgesloten pomplokaal. Het lokaal maximaal ver-
luchten om de dampen snel af te voeren.
De motor niet starten als er brandstofdampen
(kunnen) aanwezig zijn.
Een voorbeeld van een brandstoftank wordt getoond in afb. 51.
Afb. 51 Voorbeeld van een brandstoftank
De brandstoftank kan gevuld worden met een vat of de manuele
vulpomp op de zijkant (afb. 51, pos. 7). Voor de hoeveelheden,
zie paragraaf 7.3 Motor.
Om te vullen met een vat, het tankdeksel verwijderen (afb. 51,
pos. 8) en de brandstof ingieten. Het deksel terugplaatsen.
Om te vullen met de handpomp, de slang van het dieselvat aan-
sluiten op de onderste aansluitopening van de handpomp
(afb. 51, pos. A), en een tweede slang aansluiten naar de boven-
ste aansluitopening van de handpomp (afb. 51, pos. B). Het tank-
deksel verwijderen en de slang van de bovenste aansluitopening
van de handpomp in de tankopening plaatsen. De handpomp
aandrijven om de tank te vullen met brandstof. Als de tank vol is,
de slang uit de tank nemen en het tankdeksel terugplaatsen.
Beide slangen loskoppelen van de handpomp.
42
9
8
B
7
A