Storing
6. De motor start niet.
7. Oliedruk te hoog of te
laag met motor in wer-
king.
8. Motortemperatuur te
hoog.
9. De motor bereikt niet de
vooropgestelde snelheid.
10. Batterijspanning te laag.
11. Sterke verkleuring uit-
laatgas.
46
Oorzaak
a) Brandstofkraan gesloten.
b) Geen diesel in de tank.
c) Brandstoffilter geblokkeerd.
d) Lucht in brandstofsysteem.
e) Water in de brandstof.
f)
Starterrelais defect.
g) Onvoldoende stroomvoeding.
h) Uitlaatpijpen geblokkeerd.
a) Oliefilter geblokkeerd.
b) Water of brandstof in de olie.
c) Oliepeil te laag/te hoog.
d) Oliepomp versleten.
a) Storing koelsysteem.
b) Onvoldoende koelvloeistof.
c) Warmtewisselaar defect.
a) Foutieve motorafstelling.
b) Brandstoffilter gedeeltelijk geblokkeerd.
c) Lucht in brandstofsysteem.
d) Sporen van water in de brandstof.
e) Turbocharger of intercooler defect.
a) Defecte cel in startbatterij.
b) Bekabeling van batterijlader kring beschadigd of
onvoldoende klemcontact.
c) Onvoldoende stroomvoeding naar de bedienings-
kast.
d) V-riem spanning te laag.
e) Batterijlader defect.
a) Vuile luchtfilter.
Oplossing
De brandstofkraan op de dieseltank openen.
De tank vullen met diesel. Het brandstofsysteem
indien nodig ontluchten. Zie paragrafen
14.4.6 Vullen met brandstof en
14.4.7 Ontluchten van brandstofsysteem.
Brandstoffilter vervangen. Zie service-instruc-
ties.
Brandstofsysteem ontluchten. Zie paragraaf
14.4.7 Ontluchten van brandstofsysteem.
Brandstof van de brandstoftank aftappen. Vullen
met nieuwe brandstof. Het brandstofsysteem
indien nodig ontluchten.
Starterrelais vervangen.
De stroomvoeding naar de bedieningskast, bat-
terijen en kabels van de brandpompgroep con-
troleren.
Uitlaatpijpen reinigen.
Oliefilter vervangen. Zie service-instructies.
Olie verversen. Zie service-instructies.
Olie bijvullen of aflaten. Zie paragraaf
14.4.2 Vullen met olie.
De oliepomp vervangen.
Omloopleiding op de koelkring installeren.
Zie paragraaf 4.3.1 Algemene omschrijving.
Koelvloeistof bijvullen. Zie paragraaf
14.4.4 Vullen met koelvloeistof.
Warmtewisselaar vervangen.
Neem in dat geval contact op met Grundfos.
Brandstoffilter vervangen. Zie service-instruc-
ties.
Brandstofsysteem ontluchten. Zie paragraaf
14.4.7 Ontluchten van brandstofsysteem.
Condenswater aftappen van de brandstoffilter.
Zie paragraaf 14.4.5 Het brandstofsysteem con-
troleren..
Turbocharger of intercooler vervangen.
Startbatterijen vervangen.
Bedrading controleren en desgevallend vervan-
gen. De klemaansluitingen controleren en des-
gevallend vastdraaien.
De stroomvoeding controleren.
V-riem spanning controleren en desgevallend
corrigeren. Zie 14.4.10 Controle van V-riem.
Batterijlader vervangen.
Luchtfilter vervangen. Zie paragraaf
14.4.9 Controle van luchtfilter.