Het betreffende verklikkerlicht knip‐
pert wanneer de richtingaanwijzer
ingeschakeld is 3 110.
Snel knipperen: richtingaanwijzer of
bijbehorende zekering defect of rich‐
tingaanwijzer op aanhanger defect.
Bij actieve alarmknipperlichten knip‐
peren beide controlelampjes 3 109.
Gloeilamp vervangen 3 169, zeke‐
ringen 3 175.
Richtingaanwijzers 3 110.
Gordelverklikker
Gordelverklikker voor de
voorstoelen
X van de bestuurdersstoel brandt of
knippert rood.
k van de passagiersstoel voorin
brandt of knippert rood wanneer de
stoel bezet is.
Als de autogordel bij een draaiende
motor niet in gebruik is, zal de contro‐
lelamp gedurende 100 seconden
knipperen en vervolgens oplichten
totdat de veiligheidsgordel vastge‐
maakt is.
Instrumenten en bedieningsorganen
Bij een snelheid van meer dan
22 km/u knippert de controlelamp
gedurende 100 seconden samen met
een waarschuwingszoemer en blijft
deze branden totdat de veiligheids‐
gordel omgedaan is.
Veiligheidsgordel omdoen 3 41.
Gordelwaarschuwing passagier
voorin k 3 43.
Airbag en gordelspanners
v brandt rood.
Wanneer het contact is ingeschakeld:
v knippert kort. Als het niet knippert,
blijft branden of onderweg knippert is
er een storing in het airbagsysteem.
De hulp van een werkplaats inroepen.
De airbags en gordelspanners gaan
mogelijkerwijs niet af tijdens een
ongeval.
Geactiveerde gordelspanners of
airbags worden aangeduid door
aanhoudend branden van v.
9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Gordelspanners, airbagsysteem
3 41, 3 45.
Airbag-deactivering
* brandt geel.
Airbag voorpassagier is gedeacti‐
veerd.
9 Gevaar
Levensgevaar voor kinderen in
een kinderveiligheidssysteem
tezamen met een geactiveerde
airbag op de passagiersstoel
voorin.
Levensgevaar voor volwassenen
bij een buiten werking gestelde
airbag van de passagiersstoel
voorin.
Airbag deactiveren 3 50.
85