196
Verzorging van de auto
● Bij een zachte ondergrond, een
stevige plank (max. 1 cm dik)
onder de krik leggen.
● Het voertuig niet meer omhoog‐
brengen dan noodzakelijk is om
een wiel te verwisselen.
● In de op te krikken auto mogen
zich geen personen of dieren
bevinden.
● Nooit onder een opgekrikte auto
kruipen.
● Opgekrikte auto niet starten.
● Maak de wielmoeren en de
schroefdraad schoon alvorens
het wiel te monteren.
9 Waarschuwing
Vet de wielbout, de wielmoer en
de conus van de wielmoer niet in.
1. Wieldop verwijderen.
2. Plaats de wielsleutel stevig op de
wielmoer en draai elke moer een
hele slag linksom los.
3. De locatie van de voorste en
achterste krikpunten wordt
aangegeven door inkepingen in
de onderrand van het voertuig
onder de portieren.
4. Voor het plaatsen van de krik de
juiste hoogte instellen door hand‐
matig aan het oog te draaien.
Krik zodanig bij het kriksteunpunt
in de buurt van het desbetreffende
wiel plaatsen dat de krikklauw om
de verticale onderkant sluit. Erop
letten dat de krik goed onder het
kriksteunpunt staat.
De krikvoet moet loodrecht en
slipvast onder het steunpunt op
de grond staan.