4. Bevestig de adapter (in hand‐
schoenenkastje) op de vulpijp.
5. Open de AdBlue-jerrycan.
6. Sluit een uiteinde van de slang
aan op de jerrycan en schroef het
andere uiteinde op de vulpijpa‐
dapter.
7. Til de jerrycan op totdat deze leeg
is.
8. Schroef de slang van de vulpijpa‐
dapter.
9. Verwijder de adapter en leg deze
weer in het bakje in het hand‐
schoenenkastje.
10. Breng de tankdop aan en schroef
deze rechtsom vast.
11. Kap weer aanbrengen.
Let op
Voer de AdBlue-jerrycan en -slang
volgens de lokale milieuregels af.
Let op
Blijf als het systeem niet herkent dat
er AdBlue is bijgetankt continu gedu‐
rende 10 minuten rijden met een
snelheid van meer dan 20 km/u.
Als de bijgetankte AdBlue herkend
is, verdwijnen de waarschuwingen
m.b.t. het AdBlue-peil.
Neem als de bijgetankte AdBlue na
enige tijd met draaiende motor niet
gedetecteerd is contact op met een
werkplaats.
Let op
Als er gedurende de laatste 2 jaar
minder dan 10 liter AdBlue is bijge‐
tankt, moet de resterende vloeistof
worden ververst, aangezien AdBlue
een beperkte levensduur heeft. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Bij niet opvolgen ervan kan het
selectieve katalysatorreductiesys‐
teem beschadigd raken.
Rijden en bediening
Tankdop
Gebruik uitsluitend originele tankdop‐
pen. De AdBlue-tank heeft een speci‐
ale tankdop.
Storing
Als het systeem een bedrijfsstoring
detecteert, licht controlelamp Y op en
klinkt er een geluidssignaal. Onmid‐
dellijk hulp van een werkplaats inroe‐
pen.
Er kan een betreffend bericht op het
Driver Information Center verschijnen
3 93.
137