80
Instrumenten en bedieningsorganen
De dop bij gebruik van de aansluiting
verwijderen en terugplaatsen als
deze niet wordt gebruikt.
Het maximaal opgenomen vermogen
mag niet meer bedragen dan
120 watt.
Werkt wanneer het contactslot in
stand ACC of ON staat. Bij gebruik
van de aansluitingen voor accessoi‐
res terwijl de motor niet loopt, raakt de
accu ontladen. De 12 V-aansluitingen
worden ook gedeactiveerd wanneer
de accuspanning te laag is.
Aangesloten elektrische accessoires
moeten wat betreft de elektromagne‐
tische compatibiliteit voldoen aan de
DIN-norm VDE 40 839.
Voorzichtig
Sluit geen apparatuur aan die
stroom levert, zoals elektrische
laadapparatuur of accu's.
Aansluitbussen niet beschadigen
door het gebruik van ongeschikte
stekkers.
Stop/Start-systeem 3 128.
Waarschuwingslam‐
pen, meters en
controlelampen
Instrumentengroep
Bij sommige uitvoeringen draaien de
naalden van de instrumenten even tot
tegen de eindaanslag wanneer de
ontsteking wordt ingeschakeld.
Snelheidsmeter
Aanduiding van de rijsnelheid.
Kilometerteller
Het kilometertellerdisplay verschijnt
op het Driver Information Center
3 93, in het midden van de instru‐
mentengroep.
Op de onderste regel staat de afge‐
legde afstand in kilometer.