Inschakelen
Druk binnen 3 seconden tweemaal op
p van de handzender.
Draai eventueel de sleutel in het
bestuurdersportier binnen
3 seconden na het vergrendelen weer
naar achteren.
Diefstalalarmsysteem
Het alarmsysteem is gecombineerd
met het vergrendelingssysteem.
Het bewaakt:
● Portieren, achterklep, motorkap
● Interieur en aangrenzende baga‐
geruimte
● Hellingshoek van de auto, zoals
bij het wegslepen
● Alarmvoeding
● Ontsteking
Bij het ontgrendelen van de auto
worden beide systemen tegelijk uitge‐
schakeld.
Activering
Controleer of de portieren, de achter‐
klep, de tankklep, de motorkap, de
ruiten en het zonnedak gesloten zijn.
Druk op de handzender op p of
vergrendel het bestuurdersportier
handmatig.
Sleutels, portieren en ruiten
Het systeem is geactiveerd:
● Automatisch, 30 seconden nadat
u de auto vergrendelt (initialisatie
van het systeem)
● Direct wanneer u na het vergren‐
delen nogmaals op p van de
handzender drukt
Als de noodknipperlichten bij het acti‐
veren niet knipperen of als het verklik‐
kerlichtje snel knippert, kan dit erop
wijzen dat een van de portieren, de
achterklep of de motorkap niet goed
gesloten is.
Let op
Wijzigingen in het interieur, zoals het
aanbrengen van stoelhoezen en het
openen van de ruiten of het zonne‐
dak, zijn mogelijk van invloed op de
interieurbewaking.
25