Een afbeelding van de band linksach‐
ter samen met de huidige banden‐
spanning; een kleine drukafwijking.
Snelheid verlagen. Bandenspanning
bij de eerstvolgende gelegenheid met
een goede meter controleren en zo
nodig corrigeren.
Op een Colour-Info-Display verschijnt
dit bericht in geel.
Een afbeelding van de band linksvoor
samen met de huidige bandenspan‐
ning; een aanzienlijke drukafwijking
of rechtstreeks drukverlies.
Zo spoedig mogelijk de verkeers‐
stroom verlaten zonder hierbij andere
weggebruikers in gevaar te brengen.
Stoppen en de banden controleren.
Het reservewiel zo nodig monteren
3 195.
Op een Colour-Info-Display verschijnt
dit bericht in rood.
Berichten bevestigen 3 93, 3 96.
Boordinformatie 3 102.
Schakel de ontsteking uit wanneer de
bandenspanning moet worden
verhoogd of verlaagd. Bandenspan‐
ningswaarden 3 186, 3 217.
Algemene informatie
Gebruik van in de handel verkrijgbare
vloeibare bandenreparatiesets kan
de werking van het systeem nadelig
beïnvloeden. Gebruik door de fabriek
goedgekeurde bandenreparatiesets.
Bandenreparatieset 3 192.
Als u elektronische apparaten
gebruikt of zich in de buurt vindt van
voorzieningen die vergelijkbare
frequenties gebruiken, kan dit de
werking van het bandenspannings‐
controlesysteem verstoren.
Verzorging van de auto
De ventielen en afdichtringen van het
bandenspanningscontrolesysteem
moeten bij elke nieuwe band worden
vervangen.
Koppelingsprocedure
bandenspanningssensor
Elke bandenspanningsensor heeft
een unieke identificatiecode. Na het
omwisselen van de banden of het
vervangen van een of meerdere
bandenspanningssensoren moet de
identificatiecode aan een nieuwe
positie van de band/het wiel worden
gekoppeld.
De bandenspanningssensoren
moeten ook worden gekoppeld als
een reservewiel is vervangen door
een reguliere band met een banden‐
spanningssensor. Het controlelampje
w en het waarschuwingsbericht
moeten bij de volgende contactcyclus
doven/verdwijnen.
189