76
Instrumenten en bedieningsorganen
Om de wisser uit te schakelen, de
hefboom in stand § plaatsen.
Het gebied van de regensensor
schoonhouden door de voorruit‐
sproeiers in te schakelen.
Voorruit- en koplampsproeiers
Hendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof tegen de voorruit
gespoten.
Bij het langer vasthouden van de
hendel maakt de wisser na het losla‐
ten van de hendel twee slagen en na
3 seconden nog een keer.
Staan de koplampen aan, dan spuit er
ook sproeiervloeistof tegen de
koplampen. Even wachten voordat
het koplampsproeiersysteem weer
kan werken. Dit duurt langer naar‐
mate het sproeiervloeistofpeil lager
is.
Bij een te laag sproeiervloeistofpeil
brandt controlelampje G op de
instrumentengroep.
Door de ruitenwisser
geactiveerde verlichting
Wanneer de lichtschakelaar in de
AUTO-stand staat en de ruitenwis‐
sers 8 slagen of meer maken, licht de
rijverlichting automatisch op.
Wis-/wasinstallatie
achterruit