118
Klimaatregeling
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan
de buitenkant aandampen wanneer
er koude lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant beslaat,
activeert u de ruitenwisser en scha‐
kelt u l uit.
Maximale koeling
Ruiten en zonnedak kortstondig
openen zodat de warme lucht snel
kan ontsnappen.
● Airco met n inschakelen.
● Luchtrecirculatie met 4 inscha‐
kelen.
● Luchtverdelingsschakelaar op M
zetten.
● Draaiknop voor temperatuur in
laagste stand zetten.
● Ventilator op hoogste stand
zetten.
● Alle ventilatieopeningen openen.
Ontwasemen en ontdooien
● Luchtverdelingsschakelaar op
l of J zetten.
● Draaiknop voor temperatuur in
hoogste stand zetten.
● Ventilator op hoogste stand
zetten.
● Middelste ventilatieopeningen
sluiten.
● Zijdelingse luchtroosters openen
en op de zijruiten richten.
● Verwarming achterruit Ü 3 32
inschakelen.
De airconditioning n en de luchtre‐
circulatie 4 worden automatisch
ingeschakeld om het ontdooien effi‐
ciënter te maken wanneer stand l of
J wordt geselecteerd.
Ingeschakeld ontwasemen en
ontdooien kan autostops in de weg
staan. Stop/Start-systeem 3 128.
Elektronisch
klimaatregelsysteem
Dankzij de twee zones van de
klimaatregeling kunt u de tempera‐
tuur aan de bestuurders- en passa‐
gierskant voorin afzonderlijk regelen.
In de automatische modus worden
temperatuur, luchtdebiet en luchtver‐
deling automatisch geregeld.