CRUISE CONTROL
(snelheidsregelaar)
(waar voorzien)
ALGEMEEN
De (CRUISE-CONTROL) snelheids-
regeling is een elektronisch systeem
waarmee de auto met de gewenste
snelheid blijft rijden, zonder dat het gas-
pedaal ingetrapt hoeft te worden. Hier-
door neemt de vermoeidheid af tijdens
een rit op de snelweg, vooral bij lange
ritten, omdat de opgeslagen snelheid
automatisch in stand wordt gehouden.
WAARSCHUWING De cruise-control
kan worden ingeschakeld als in de vier-
de, vijfde of zesde versnelling met een
snelheid tussen 45 en 180 km/h wordt
gereden.
76
fig. 57
INSCHAKELING SYSTEEM
Draai draaiknop A-fig. 57 op Ü.
Het systeem kan niet worden ingescha-
keld als de 1e versnelling of de achter-
uit is ingeschakeld; het verdient aanbe-
veling om het systeem in te gebruiken in
de 4e versnelling of hoger. Op afdalingen
kan bij ingeschakelde cruise-control de
snelheid iets oplopen ten opzichte van de
opgeslagen snelheid.
Als de cruise-controle wordt ingescha-
keld gaat lampje Ü op het instrumen-
tenpaneel branden (bij enkele uitvoe-
ringen verschijnt ook een bericht op het
display) (zie het hoofdstuk "Lampjes en
berichten").
SNELHEID OPSLAAN
Ga als volgt te werk:
❒ zet schakelaar A-fig. 57 in stand
Ü en trap het gaspedaal in tot de
auto met de gewenste snelheid rijdt;
❒ druk de hendel omhoog (+) of om-
laag (–) en laat de hendel los: de
snelheid van de auto wordt opgesla-
A0E0095m
gen en het gaspedaal kan nu worden
losgelaten.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen)
kan de snelheid simpel verhoogd wor-
den door het intrappen van het gaspe-
daal: als u daarna het gaspedaal loslaat,
wordt teruggekeerd naar de opgeslagen
snelheid.
OPGESLAGEN SNELHEID
OPROEPEN
Als het systeem is uitgeschakeld door
bijvoorbeeld het intrappen van het rem-
of koppelingspedaal, kan de opgeslagen
snelheid op de volgende manier worden
opgeroepen:
❒ accelereer geleidelijk totdat een snel-
heid is bereikt die in de buurt ligt van
de opgeslagen snelheid;