STORING
T
REMLICHTEN
(geel)
Het lampje (waar voorzien) gaat branden
(bij enige uitvoeringen wordt een mede-
deling op het display weergegeven) als
een storing van de remlichten wordt ge-
signaleerd: De storing kan worden ver-
oorzaakt door het doorbranden van de
lamp, het doorbranden van de betreffen-
de zekering of de onderbreking van de
elektrische verbinding.
MISTACHTERLICHT
4
(geel)
Het lampje gaat branden als
de mistachterlichten worden ingescha-
keld.
MISTLAMPEN VOOR
5
(groen)
Het lampje gaat branden als
de mistlampen ingeschakeld worden.
BUITENVERLICHTING
3
(groen)
FOLLOW ME HOME
(groen)
Buitenverlichting
Het lampje gaat branden als de buiten-
verlichting wordt ingeschakeld.
Follow me home
Het lampje gaat branden (en er verschijnt
een bericht op het display) als deze func-
tie wordt ingeschakeld (zie de paragraaf
"Follow me home" in het hoofdstuk
"Dashboard en bediening").
DIMLICHTEN
2
(groen)
Het lampje gaat branden als de dim-
lichten ingeschakeld worden.
GROOTLICHT
1
(blauw)
Het lampje gaat branden als
het grootlicht ingeschakeld wordt.
RICHTING-
R
AANWIJZER LINKS
(groen)
Het lampje gaat branden als de rich-
tingaanwijzerhendel omlaag wordt ge-
zet of, tegelijk met het richtingaanwij-
zercontrolelampje rechts, als de druk-
knop voor de waarschuwingsknipper-
lichten wordt ingedrukt.
RICHTINGAANWIJZER
E
RECHTS
(groen)
Het lampje gaat branden als de
richtingaanwijzerhendel omhoog wordt
gezet of, tegelijk met het richtingaan-
wijzercontrolelampje links, als de druk-
knop voor de waarschuwingsknipper-
lichten wordt ingedrukt.
177