MOTORKAP
OPENEN
Ga als volgt te werk:
❒ trek de hendel A-fig. 98 omhoog,
totdat de ontgrendeling wordt waar-
genomen;
❒ druk het hendeltje B-fig. 99 van
het beveiligingsmechanisme om-
hoog en til de motorkap op.
WAARSCHUWING Het optillen van
de motorkap wordt makkelijk gemaakt
door de twee gasdempers aan de zij-
kant. Deze gasdempers mogen niet wor-
den gerepareerd of gewijzigd; begeleid
de motorkap tijdens het openen.
WAARSCHUWING Controleer voor
het optillen van de motorkap of de rui-
tenwisserarmen niet van de voorruit
staan en of de ruitenwissers niet zijn in-
geschakeld.
fig. 98
fig. 99
SLUITEN
Laat de motorkap tot op ongeveer 20
centimeter van de motorruimte zakken
en laat vervolgens de motorkap vallen;
controleer vervolgens door de motorkap
op te tillen, of de kap goed is gesloten
en niet alleen vastzit aan de veilig-
heidsvergrendeling. Druk in dit laatste
geval de motorkap niet dicht, maar til
hem opnieuw op en herhaal de hande-
ling.
Als de bagageruimte niet goed is ge-
sloten, wordt dit bij enkele uitvoeringen,
aangegeven door het branden van het
lampje ´ (waar voorzien) op het ins-
trumentenpaneel of door het symbool
S en een bericht op het display (zie
het hoofdstuk "Lampjes en berichten")
weergegeven.
WAARSCHUWING Controleer altijd
A0E0122m
of de motorkap goed is gesloten om te
voorkomen dat deze tijdens het rijden
opengaat.
OPGELET
V oer deze handelingen
alleen bij stilstaande
auto uit.
A0E0470m
OPGELET
Om veiligheidsredenen
moet de motorkap tij-
dens de rit altijd goed gesloten
zijn. Controleer daarom m altijd
of de motorkap goed vergren-
deld is. Als u tijdens het rijden
merkt dat de motorkap niet
go o ed is vergrendeld, stop dan
onmiddellijk en sluit de motor-
kap op de juiste wijze.
105