De ASR is bijzonder nuttig onder de vol-
gende omstandigheden:
❒ doorslippen van het binnenste wiel
in bochten, door verandering van de
wielbelasting of door te felle acce-
leratie;
❒ te hoog vermogen naar de wielen,
ook in samenhang met de condities
van het wegdek;
❒ acceleratie op gladde wegen en bij
sneeuw en ijzel;
❒ verlies van grip op natte wegge-
deelten (aquaplaning).
OPGELET
De prestaties van het
systeem mogen de be-
stuurder er niet toe verleiden
onnodige en onverantwoorde e
risico's te nemen. Het rijge-
drag dient altijd aangepast te
worden aan de conditie van
het wegdek, , het zicht en het
verkeer. De verantwoordelijk-
heid voor de verkeersveilig-
heid ligt altijd en ove e ral bij de
bestuurder.
Inschakeling van het systeem
De ASR schakelt automatisch in als het
instrumentenpaneel wordt ingeschakeld.
Tijdens de rit kan de ASR worden uit-
geschakeld door kort op de ASR/VDC-
knop op de middenconsole te drukken.
Als het systeem wordt uitgeschakeld,
gaat de led op de ASR/VDC-knop bran-
den (bij de uitvoeringen met "Instelbaar
multifunctioneel display"gaat ook het
symbool V branden).
Als de ASR tijdens de rit wordt uitge-
schakeld, wordt het na de volgende keer
starten opnieuw ingeschakeld.
Als u met sneeuwkettingen rijdt, dan
kan het nuttig zijn om het ASR-systeem
uit te schakelen: onder deze omstan-
digheden levert het doorslaan van de
aangedreven wielen juist meer trek-
kracht op.
113