WAARSCHUWING Als de regen-
sensor defect is, werken de ruitenwis-
sers als de rechter hendel in stand 1-
fig. 54 staat alsof de intervalstand is
ingeschakeld. Als de storing van de re-
gensensor optreedt tijdens de automa-
tische werking, blijft het systeem wer-
ken volgens de laatst ingestelde werking
van de ruitenwissers. Als de hendel in
de andere standen wordt gezet, blijven
de ruitenwissers werken.
De regensensor kan herkennen en zich
automatisch aanpassen aan de volgen-
de omstandigheden:
❒ aanwezigheid van vuil op het op-
pervlak dat de sensor controleert
(zout, vuil enz.);
❒ verschil tussen dag en nacht.
Storingsmeldingen
Bij een storing van de regensensor gaat
bij enige uitvoeringen het lampje u
op het instrumentenpaneel branden, ter-
wijl bij andere uitvoeringen een bericht
op het display verschijnt (zie het hoofd-
stuk "Lampjes en berichten").
Schakel de regensensor
niet in tijdens het was-
sen van de auto in een
automatische wasstraat.
Zorg ervoor dat bij ijs-
vorming op de voorruit,
dat het systeem is uit-
geschakeld.
Als waterresten achter-
blijven kunnen de ruiten-
wissers niet gewenste
bewegingen uitvoeren.
OPGELET
Controleer als de voor-
ruit
moet
schoongemaakt altijd of het
systeem is uitgeschakeld.
fig. 56
KOPLAMPSPROEIERS
(waar voorzien) fig. 56
Deze zijn voorzien van een sproeier voor
elke functie van de buitenverlichting. Ze
gaan automatisch werken als de rui-
tensproeiers bij brandende buitenver-
lichting worden ingeschakeld.
WAARSCHUWING Contoleer re-
gelmatig of de koplampsproeiers schoon
en in goede staat zijn.
worden
A0E0046m
75