AUTOMATISCHE WERKING
VAN DE KLIMAATREGELING
Als op de knop AUTO (bedieningsorga-
nen voor en achter) wordt gedrukt,
wordt AUTO op het display weergege-
ven; het systeem regelt automatisch:
❒ de aanjagersnelheid;
❒ de luchtverdeling in het interieur;
❒ de recirculatie;
❒ de aircocompressor;
en alle voorgaande handmatige instel-
lingen worden opgeheven.
AUTO verdwijnt van het display in de be-
treffende zone (bestuurders- of passa-
gierszijde of achter) als een handeling
wordt uitgevoerd, behalve als de ge-
wenste temperatuur wordt gewijzigd.
Het verdwijnt ook als het systeem (voor-
al als de compressor handmatig is uit-
geschakeld) niet meer in staat is om de
gewenste temperatuur te bereiken.
OPGELET
Bij lage buitentempera-
turen raden wij u aan
om de recirculatiefunctie niet
te gebruiken, omdat hie e rdoor
de ruiten sneller kunnen be-
slaan.
REGELING
AANJAGERSNELHEID
Druk op de knoppen +/– om de aan-
jagersnelheid te verhogen/verlagen.
De aanjagersnelheden wordt weergege-
ven door verlichte staafjes op het display:
❒ minimum snelheid = één staafje ver-
licht;
❒ maximum snelheid = 6 staafjes ver-
licht;
In de startfase, als de klimaatregeling
automatisch werkt, wordt de aanjager-
snelheid teruggebracht tot de minima-
le waarde, totdat de motor is gestart.
Als de compressor is ingeschakeld en de
motor gestart, kan de aanjagersnelheid
niet meer lager worden dan de mini-
mum snelheid.
De aanjager kan worden uitgeschakeld
(geen enkel staafje verlicht), maar al-
leen als u de aircocompressor hebt uit-
√
geschakeld met de knop
Voor het hervatten van de automatische
werking van de aanjager na een hand-
matige instelling, moeten de knoppen
AUTO worden ingedrukt.
.
63