Tank bij auto's met een
dieselmotor uitsluitend
diesel voor motorvoer-
tuigen die voldoet aan de Eur r o-
pese specificatie EN590. Het
gebruik van andere producten
of mengsels kan de motor on-
herstelbaa a r beschadigen en het
v e rvallen van de garantie tot
gevolg hebben. Mocht u onver-
hoopt een ander typ p e brandstof
tanken, dan mag de motor niet
worden gestart en moet de
brandstoftank worden afge-
tapt. . Ook als de motor slechts
kort heeft gedraaid, moet naast
de brandstoftank, ook alle
brandstof uit d d e brandstoflei-
dingen worden afgetapt.
TANKINHOUD
Om te zorgen dat de tank volledig ge-
vuld wordt, moet u twee keer bijvullen
nadat het vulpistool voor de eerste keer
afslaat. Vul niet nog een keer bij om sto-
ringen in het brandstofsysteem te voor-
komen..
126
fig. 108
DOP VAN DE
BRANDSTOFTANK
Het tankluikje wordt ontgrendeld als de
portieren centraal worden ontgrendeld
en vergrendelt automatisch als de por-
tieren centraal worden vergrendeld.
Open het luikje op het door de pijl in
fig. 108 punt.
De dop van de brandstoftank A-
fig. 109 is voorzien van een bevesti-
ging B die aan het klepje C vastzit om
verlies van de dop te voorkomen.
A0E0159m
fig. 109
Plaats tijdens het tanken de dop in de
uitsparing op het klepje, zoals in de fi-
guur is afgebeeld.
WAARSCHUWING Omdat de tank
hermetisch wordt afgesloten, kan een
kleine overdruk worden gesignaleerd.
Het is normaal dat bij het losdraaien van
de dop een sissend geluid wordt waar-
genomen.
OPGELET
Kom niet dicht bij de
vulopening met open
vuur of een brandende sigaret:
brandgevaar. Houd uw hoofd
o o ok niet dichtbij de vulopening
om te voorkomen dat u
schadelijke dampen inademt.
A0E0160m